e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grootte grootte: gró⁄zjë (Tongeren), grúzjë (Tongeren) grootte III-4-4
grootvader bon-pa: boupa (Tongeren), bôpà (Tongeren), grand-pre (fr.): graper (Tongeren), gràampéer (Tongeren), mar.: of: grandpère?  grapeer (Tongeren), grootvader: grootvoier (Tongeren), papa: poepa (Tongeren), pre (fr.): peer (Tongeren), tij: têe (Tongeren) grootvader [ZND 35 (1941)] || grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] || opa III-2-2
grootx grandig: (veel: Brg.)  grandig (Tongeren), groot: grot (Tongeren), (z.o.o. kas, klèin, k؉, môlë)  gróot (Tongeren) groot [ZND A2 (1940sq)] || groot, veel III-4-4
grote boerderij geleg: gǝlēx (Tongeren), winning: węneŋ (Tongeren) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote duiventeek bloedzuiger: bloedzuigers (Tongeren) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: grote duiveteek of mijtteek: zuigen bloed s nachts bij broedende vogels. Larven als rode speldeknoppen onder de vleugels en in de hals. [N 93 (1983)] III-3-2
grote hoeveelheid, hoop charge (fr.): bezending (grote hoeveelheid verzonden waar)  sjàrsj (Tongeren), foule (fr.): foe⁄l (Tongeren), grote hoop: grōtə wōͅp (Tongeren), hoop (drek): houp drɛk (Tongeren), hoopsel: mv.: -ë of -s  hùpsël (Tongeren), kettel: kêttël (Tongeren), vracht: vrax (Tongeren), vrā.x (Tongeren), vrāx (Tongeren) grote hoeveelheid || grote hoeveelheid (bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, mouk, del) [ZND A2 (1940sq)], [ZND B2 (1940sq)] || grote menigte || hoop, ongeordende stapel || onbepaalde grote hoeveelheid (vracht) [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
grote hostie grote hostie (<lat.): de groote hòsti (Tongeren) De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)] III-3-3
grote knikker kogel: ənə ko:gəl (Tongeren, ... ), Geh. Tongeren. In Zonhoven spelen de kinderen nog met ronde kogelballen, die daar door den bellengieter gegoten worden. (t Daghet in den Oosten XI, 66)  kogel (Tongeren), Sub kartesch. Op zijn fransch uitgesproken. Dikke knikker;  kogel (Tongeren), Vgl. Lb. Id., pag. 139 s.v. kogel: bom, kartesch (geh. Tongeren).  kógël (Tongeren), molmer: Vgl. pag. 361 sub moelvër: Syn. môlvër en môlmër (z. ald.).  mô`l"mër (Tongeren), molver: I, II.  moe`lvër (Tongeren), Vgl. pag. 361 sub moelvër: Syn. môlvër en môlmër (z. ald.).  mô`l"vër (Tongeren), schietkei: sjīētkêe (Tongeren) *Marmel, grote glazen of stenen knikker. || Bom, kartesch. || Dikke (meestal marmeren) knikker. || Dikke knikker. || Dikke, ronde, meestal metalen kogel in het knikkerspel. || Een dikke glazen knikker. [ZND B1 (1940sq)] || Een knikker. [ZND B1 (1940sq)] || Schietknikker, knikker waarmee men schiet of kan schieten. III-3-2
grote lijster beflijster: beͅflaistər (Tongeren), dikke lijster: dikə laistər (Tongeren), sjakker: šakər (Tongeren) grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)] III-4-1
grote mand met diverse onderverdelingen afzonderlijke kevie: afzonderlijke kevie (Tongeren), afzonderlijke mand: afzonderlijke mand (Tongeren) Hoe heet verder in Uw dialect: een grote mand met diverse hokjes, om het inkorven gemakkelijk te maken? [N 93 (1983)] III-3-2