25008 |
hoek (tussen twee lijnen) |
hoek:
⁄n hoek (Q162p Tongeren)
|
hoek [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|
22871 |
hoekschop |
corner (eng.):
Eng. corner hoek.
kòrnër (Q162p Tongeren)
|
Hoekschop (voetb.).
III-3-2
|
22358 |
hoepel |
band:
baand (Q162p Tongeren),
bàand (Q162p Tongeren),
ənə baant (Q162p Tongeren)
|
Band, reep, hoepel (kinderspeelgoed), wielhoepel, tonhoepel. || Een hoepel (ijzeren of houten ring die door de kinderen voortgedreven wordt). [ZND 27 (1938)] || Een hoepel (speeltuig. Fr. cerceau). [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
bandelen:
baand joage (Q162p Tongeren),
met de ijzeren ring lopen:
/
mèt dë ajzërë rénk lòupë (Q162p Tongeren)
|
/ [SND (2006)] || Hoe heet: met zon ring [hoepel] spelen? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
18319 |
hoepelrok |
caroline:
karəlin (Q162p Tongeren),
creoline:
krejólin (Q162p Tongeren),
repenrok:
reipərok (Q162p Tongeren),
tirettejupe (<fr.):
Baleinen hoepelrok. [Tongeren Wb.: ?tïrrèt (Fr. tirrette, ritssluiting) + jaup (Fr. jupe)]
tijèttejaup (Q162p Tongeren)
|
hoepelrok [reekerok] [N 24 (1964)] || Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
18018 |
hoesten |
hoesten:
hoesta (Q162p Tongeren),
hustə (Q162p Tongeren),
huəstə (Q162p Tongeren),
hūista (Q162p Tongeren)
|
hoesten [ZND A2 (1940sq)] || zachtjes hoesten, kuchen [ZND 29 (1938)]
III-1-2
|
33034 |
hoeveelheid halmen voor een halve schoof |
hopper:
høpǝr (Q162p Tongeren)
|
In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.]
I-4
|
32937 |
hoeveelheid hooi die men opsteekt |
flok:
flǫk (Q162p Tongeren)
|
De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a]
I-3
|
25414 |
hoeven verwijderen |
tenen afsnijden:
tēnǝ ǭfsnajǝ (Q162p Tongeren)
|
Eerst wordt de gehele poot verwijderd van het lijf en dan worden later de hoeven van de poot gekapt. Het kan zijn dat sommige antwoorden eerder duiden op het begrip "poot verwijderen" dan op "hoef verwijderen". [N 28, 46; monogr.]
II-1
|
18307 |
hoge herenschoen |
hoge schoen:
hoig syn (Q162p Tongeren),
hōx šy.n (Q162p Tongeren)
|
herenschoenen, hoge ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|