30265 |
architraaf |
chambranle:
šábráŋ (Q162p Tongeren),
šǝbráŋ (Q162p Tongeren
[(zelden)]
),
deurlijst:
dø̄rlajs (Q162p Tongeren)
|
Zie kaart. Omlijsting van een raam- of deurkozijn, doorgaans in de vorm van een geprofileerde lat. In de eenvoudigste vorm bestaat de architraaf uit een koplat die op het kozijn wordt gespijkerd. Meestal wordt er echter een platstuk aan toegevoegd dat met de koplat een geheel kan uitmaken of ook wel afzonderlijk met een sponning in de koplat wordt gewerkt. Wanneer de architraaf breder is dan het kozijnhout, worden in de muur architraafklossen gemetseld waartegen de architraaf kan worden vastgezet. [N 55, 20; N 55, 145; monogr.]
II-9
|
33100 |
aren lezen |
oogsten:
ōstǝ (Q162p Tongeren),
ǫu̯xstǝ (Q162p Tongeren)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (Q162p Tongeren)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
21902 |
arm |
arm:
ɛrǝm (Q162p Tongeren)
|
Zie de toelichting bij het lemma ɛarm liggenɛ.' [N O, 34j; Vds 193; Jan 198; Coe 169]
II-3
|
18239 |
armband |
bracelet (fr.):
Et. Fr. bracelet.
brazzëlèt, brassëlèt (Q162p Tongeren)
|
armband
III-1-3
|
23355 |
armenbanken |
banken van de peetjes:
=ouderen, de vorige generatie zei dat
de bánke van de pékes (Q162p Tongeren)
|
De banken achter in de kerk, die niet werden verpacht [gemeine banken, vrije banken, ermebanke, vrije plaatsen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
25055 |
armvol |
armvol:
nɛrəmvoͅl (Q162p Tongeren),
ɛ.lvər (Q162p Tongeren),
ɛlvǝr (Q162p Tongeren),
ɛrmvoͅl (Q162p Tongeren),
ɛrǝmvǫl (Q162p Tongeren),
mv.: -ë
êl⁄⁄vër (Q162p Tongeren)
|
armvol (elver, speet, ervel) [ZND A1 (1940sq)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] || ervel, armvol
I-4, III-4-4
|
19499 |
as van het vuur |
assen:
assë (Q162p Tongeren),
Du. Asche
assë (Q162p Tongeren)
|
as || assen
III-2-1
|
32672 |
asblok |
asbalk:
as˱balǝk (Q162p Tongeren),
asblok:
as˱blǫk (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren
[(mv as˱bløk)]
),
aslade:
aslǭi̯ (Q162p Tongeren)
|
Het als ashouder of als as fungerende houten blok waaraan de wielen van de voorploeg bevestigd zijn. [N 11, 31.I.a; N 11A, 97a] || Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.]
I-1, I-13
|
25880 |
asgat |
kot:
kū.t (Q162p Tongeren)
|
Gat in de muur waarlangs de molenas het molengebouw binnengevoerd wordt. [Jan 81; Coe 74]
II-3
|