e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofdpijn koppijn: koppain (Tongeren) Hoofdpijn. Ik heb hoofdpijn. [Lk 05 (1955)] III-1-2
hoofdplaat hoofdplaat: (h)ø̜i̯̯tplǭt (Tongeren), inlage: e.nlu̯ǫf (Tongeren), schuurplaat: šūrplǭt (Tongeren) De hoofd- of zijplaat, ook wel tegenzool of grondweerplaat genoemd, is een terzijde van de ploegzool aangebrachte ijzeren plaat, die niet alleen als versterking van de ploegzool dient, maar ook en vooral de wand van de voor moet glad strijken om te verhinderen dat deze afbrokkelt en er aarde in de ruimte van het ploeglichaam valt. Soms stond deze plaat van boven in verbinding met de ploegboom. Sommige van de onderstaande termen worden ook in het lemma PLOEGBOOMBESLAG aangetroffen. Ze lijken vooral op de versterking van de poegzool te wijzen. I-1
hoofdstel kopstuk: kǫpstø̜k (Tongeren), toom: tō.m (Tongeren  [(zonder oogkleppen)]  ) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10
hoofdtooi van communiemeisjes voile (fr.): vuoil (Tongeren), vuoͅil (Tongeren), Voile.  vwal (Tongeren) Sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes. [N 25 (1964)] III-3-3
hoog tijd hoog tijd: hoogtaaid (Tongeren) Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)] III-3-3
hoog vliegen in de wolken staan: ze steun in de wolken (Tongeren) Hoe zegt men: de duiven vliegen hoog (bijv. bij mooi weer)? [N 93 (1983)] III-3-2
hoogdag hoogdag: hoogdaag (Tongeren), eu van freule  dô zen vier hoogdeug (Tongeren), hoogtijd: hoogtaj (Tongeren) Een hoge kerkelijke feestdag [hoogdag, hoogtijd]. [N 96C (1989)] || Zeg in dialect: Er zijn vier hoogdagen (grote feestdagen). [ZND 27 (1938)] III-3-3
hoogdrachtig vol: vǫl (Tongeren) Duidelijk drachtig. [N 3A, 34] I-11
hoogliggende akker bergland: bɛrxlānt (Tongeren), op de berg: op tǝ bęrǝx (Tongeren), op tǝ bɛrǝx (Tongeren) De woordtypen in dit lemma duiden niet alleen op een hoogliggende akker maar ook op hooggelegen grond in het algemeen zoals hei, zandgrond, droge grond. Verder komen er ook plaatsbepalingen voor als op de hoogte en op een berg. [N 11, 2a en 2f; A 10, 4] I-8
hoogmis hoogmis: de hoogmès (Tongeren), ho.chmis (Tongeren) De hoogmis [hoeëmès, hoegmès, hómmes?]. [N 96B (1989)] || hoogmis [RND] III-3-3