18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppain (Q162p Tongeren)
|
Hoofdpijn. Ik heb hoofdpijn. [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
32658 |
hoofdplaat |
hoofdplaat:
(h)ø̜i̯̯tplǭt (Q162p Tongeren),
inlage:
e.nlu̯ǫf (Q162p Tongeren),
schuurplaat:
šūrplǭt (Q162p Tongeren)
|
De hoofd- of zijplaat, ook wel tegenzool of grondweerplaat genoemd, is een terzijde van de ploegzool aangebrachte ijzeren plaat, die niet alleen als versterking van de ploegzool dient, maar ook en vooral de wand van de voor moet glad strijken om te verhinderen dat deze afbrokkelt en er aarde in de ruimte van het ploeglichaam valt. Soms stond deze plaat van boven in verbinding met de ploegboom. Sommige van de onderstaande termen worden ook in het lemma PLOEGBOOMBESLAG aangetroffen. Ze lijken vooral op de versterking van de poegzool te wijzen.
I-1
|
33932 |
hoofdstel |
kopstuk:
kǫpstø̜k (Q162p Tongeren),
toom:
tō.m (Q162p Tongeren
[(zonder oogkleppen)]
)
|
Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.]
I-10
|
23341 |
hoofdtooi van communiemeisjes |
voile (fr.):
vuoil (Q162p Tongeren),
vuoͅil (Q162p Tongeren),
Voile.
vwal (Q162p Tongeren)
|
Sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes. [N 25 (1964)]
III-3-3
|
23248 |
hoog tijd |
hoog tijd:
hoogtaaid (Q162p Tongeren)
|
Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
22077 |
hoog vliegen |
in de wolken staan:
ze steun in de wolken (Q162p Tongeren)
|
Hoe zegt men: de duiven vliegen hoog (bijv. bij mooi weer)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23210 |
hoogdag |
hoogdag:
hoogdaag (Q162p Tongeren),
eu van freule
dô zen vier hoogdeug (Q162p Tongeren),
hoogtijd:
hoogtaj (Q162p Tongeren)
|
Een hoge kerkelijke feestdag [hoogdag, hoogtijd]. [N 96C (1989)] || Zeg in dialect: Er zijn vier hoogdagen (grote feestdagen). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
34161 |
hoogdrachtig |
vol:
vǫl (Q162p Tongeren)
|
Duidelijk drachtig. [N 3A, 34]
I-11
|
33647 |
hoogliggende akker |
bergland:
bɛrxlānt (Q162p Tongeren),
op de berg:
op tǝ bęrǝx (Q162p Tongeren),
op tǝ bɛrǝx (Q162p Tongeren)
|
De woordtypen in dit lemma duiden niet alleen op een hoogliggende akker maar ook op hooggelegen grond in het algemeen zoals hei, zandgrond, droge grond. Verder komen er ook plaatsbepalingen voor als op de hoogte en op een berg. [N 11, 2a en 2f; A 10, 4]
I-8
|
23277 |
hoogmis |
hoogmis:
de hoogmès (Q162p Tongeren),
ho.chmis (Q162p Tongeren)
|
De hoogmis [hoeëmès, hoegmès, hómmes?]. [N 96B (1989)] || hoogmis [RND]
III-3-3
|