34621 |
karsteun |
karstek:
kārstɛk (Q162p Tongeren),
stek:
stɛk (Q162p Tongeren),
(mv)
stɛkǝ (Q162p Tongeren)
|
Steun die onder de kar geplaatst wordt bij het laden en lossen. Er zijn drie types karsteunen, die over het algemeen dezelfde benamingen hebben: een zware, T-vormige steun die de voorkant van de kar ondersteunt en die bij het rijden onder de schoot wordt opgehangen, een lichtere steun die voorkomt dat de kar bij het laden en lossen naar achter omkipt en die bij het rijden achter onder de kar hangt en een stok van ongeveer een meter die de berrie steunt en die bij het rijden onder de berrie hangt. De woordtypes houweel en hak zijn voorbeelden van betekenisverschuiving: toen de wegen nog niet geasfalteerd waren en bijgevolg soms slecht berijdbaar waren, had de boer een hak bij zich waarmee hij de wielen vrij kon maken als de kar of wagen vastgereden was. Deze hak werd ook gebruikt als steun voor de berries. Later, toen de wegen beter werden, was deze hak niet meer nodig en werd de steun, die in de plaats van de eigenlijke hak kwam, soms ook "hak" of "houweel" genoemd. Het eerste deel van het lemma is samengesteld uit benamingen die voor de drie types karsteun gelden. De meervoudsvormen zijn wel steeds benamingen voor de berriestutten (de derde bovenvermelde soort). De woordtypes waarbij door een toegevoegd adjectief of het eerste lid van de samenstelling duidelijk wordt om welke karsteun het gaat, staan onder A. Zware karsteun, B. Lichte karsteun en C. Berriestut. [N 17, 40 + 77 + 78 + 79 + 99; N G, 62a + 63a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; R 14, 23e; monogr.]
I-13
|
21221 |
karweien |
gratis werken:
werke gratis (Q162p Tongeren),
karweien:
kərweijə (Q162p Tongeren),
polderboeren:
waarschijnlijk
polderboeren (Q162p Tongeren),
pro deo werken:
werke prodeo (Q162p Tongeren)
|
onbetaalde arbeid verrichten aan openbare wegen [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
19695 |
kast |
kast:
jonger syn. voor sjôop
kas (Q162p Tongeren),
schap:
sjôop (Q162p Tongeren)
|
kast
III-2-1
|
23448 |
kast voor liturgische gewaden |
hangschappen:
sjèùper is het meervoud van sjaop (schap)
de hánksjèùper (Q162p Tongeren),
schappen (mv.):
sjèùper is het meervoud van sjaop (schap)
de sjèùper (Q162p Tongeren)
|
De kast(en) waarin deze gewaden liggend worden opgeborgen. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19826 |
kat |
kat:
kat (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren,
Q162p Tongeren),
kát (Q162p Tongeren),
poes:
pōēs (Q162p Tongeren)
|
kat [Goossens 1b (1960)], [ZND A1 (1940sq)] || poes, kat
III-2-1
|
22311 |
katapult |
schietleer:
sji:tlɛ:r (Q162p Tongeren),
schietleertje:
sji:tlɛrkə (Q162p Tongeren)
|
Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjes wegschieten? [Lk 01 (1953)]
III-3-2
|
23345 |
kathedraal |
kathedraal:
nə kattədraol (Q162p Tongeren)
|
Een kathedraal. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23213 |
katholiek |
katholiek (<fr.):
ne kateliek (Q162p Tongeren)
|
Een katholiek: bestaat er een scheldnaam (vooral in verkiezingstijd gebezigd)? [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
28768 |
katoen |
katoen:
katǫwn (Q162p Tongeren),
kǝtawn (Q162p Tongeren)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
25430 |
katrol |
katrol:
kǝtrǫl (Q162p Tongeren)
|
Katrol, in gebruik bij het omhooghijsen van het rund. [N 28, 64; N 28, 65]
II-1
|