e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kussen kussen: kø̄.sǝ (Tongeren), pan: pan (Tongeren) Een uit brons of gietijzer vervaardigd kussen waar het uiteinde van de molenboom in rust en ronddraait. Het kussen is ingewerkt in een vierkant houten of stenen blok. Zie ook afb. 75 en de toelichting bij het lemma ɛsteenɛ. Vanderspickken maakt in de lemmata ɛpan-kussenɛ (Vds 72) en ɛpan-kasseiɛ (Vds 87) geen onderscheid tussen een arduinen steen of een metalen kussen. De opgaven uit het materiaal die specifiek verwijzen naar een steen zijn overgeplaatst naar het lemma ɛsteenɛ.' [Vds 87] II-3
kussenleder kussenleer: kø̜sǝlē̜r (Tongeren) Leren bekleding van de haamkussens. [N 13, 4; N 36, 17] I-10
kussensloop kussenkleed: kø&#x0304səkleͅi̯t (Tongeren, ... ), kustijk: kùstīēk (Tongeren), Tȉk = stofsoort  kùstīēk (Tongeren) de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)] || lang kussen met omhulsel van tȉk III-2-1
kussentje op het hoofd wisje: WNT: wisch (I), 2) Klein kussen bestaande uit een ineengedraaiden bundel of krans van linnen (of stroo), dat bij het dragen van lasten of het hoofd wordt gelegd. Veroud. doch gewest. nog aangetroffen. vgl. Van Dale II. wis.  wi.skə (Tongeren) kussentje op het hoofd bij het dragen van korven [vritsjel, wusj] [N 25 (1964)] III-1-3
kwaad wijf canaille (fr.): knai (Tongeren) feeks, helleveeg III-1-4
kwaadspreekster kwaaimuil: kóimaul (Tongeren), kwaaitong: kóitóng (Tongeren), tang: of taug? de informant twijfelt  tang (Tongeren) kwaadspreekster || vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)] III-1-4
kwaal kwaal: kwôol (Tongeren) Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 107 (2001)] III-1-2
kwaken goggelen: gogǝlǝ (Tongeren), kwaken: kwākǝ (Tongeren), kwakken: kwakǝ (Tongeren) Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b] I-12
kwakzalver charlatan (fr.): sjárlëtáng (Tongeren), het mannetje van...: ... en dan wordt de gemeente genoemd.  ët mennëke van... (Tongeren), kwakzalver: kwákzalvër (Tongeren) Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (kwakzalver, kwakkelaar, pisdokter, wonderdokter, charlatan, polak). [N 107 (2001)] III-1-2
kwartel kwakkel: kwakkel (Tongeren, ... ), kwakəl (Tongeren), kwàkkël (Tongeren) kwartel [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)] III-4-1