33469 |
overdekte doorgang achter de dubbele toegangspoort |
poorthuis:
puo.thǭǝ.s (Q162p Tongeren),
poortschuil:
pu̯otšau̯l (Q162p Tongeren)
|
Achter de dubbele toegangspoort bevindt zich een ruimte, waarboven zich een dak of zolder bevindt. Deze ruimte geeft toegang tot een door woonhuis en bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Vergelijk ook afbeelding 6, gesloten hoeve. [N 5A, 77c; N 5, 110; div.; monogr.]
I-6
|
34168 |
overdragen |
overdragen:
overdragen (Q162p Tongeren),
overgaan:
overgaan (Q162p Tongeren)
|
Het overschrijden van de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 44]
I-11
|
22816 |
overdrukplaatje |
plakbeeldje:
pleͅkbiləkə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
plêkbilleke (Q162p Tongeren),
plêkbïllëkë (Q162p Tongeren)
|
Hoe heet een overdrukplaatje, d.w.z. een gekleurd plaatje dat met de voorzijde op papier of op de handrug wordt geplakt terwijl de achterzijde wordt losgeweekt en afgetrokken? (kinderspel) [ZND 48 (1954)] || Plakprentje.
III-3-2
|
32797 |
overdwars eggen |
in terwars [eggen]:
e.n tǝrwi̯ę.s (Q162p Tongeren),
terwars [eggen]:
tǝrwię.s (Q162p Tongeren),
tǝrwi̯ē̜s (Q162p Tongeren)
|
Men egt een akker in de breedte om de ploegvoren te breken of om hem van onkruid te zuiveren. Meestal wordt de akker daarna ook nog eens in lengte geëgd. In de betrokken woordtypen hieronder verschijnen dwars, wars e.d. steeds met a als klinker, ook al beantwoordt aan de meeste dialectvarianten veeleer een type met e (dwers e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 84b; N 11A, 176d + 189d; monogr.]
I-2
|
33817 |
overgevoelig paard |
kweker:
kwɛ̄kǝr (Q162p Tongeren),
minker:
miŋkǝr (Q162p Tongeren
[(minken: janken)]
)
|
Paard dat bij het zien van mensen geluiden en bewegingen maakt, maar zonder kwaadaardigheid. [N 8, 94e]
I-9
|
19465 |
overgordijn |
gordijn:
trèk dë gërdainë tau; t és bautën al dónkël
gërdain (Q162p Tongeren)
|
gordijn
III-2-1
|
20235 |
overgrootmoeder |
overgrootmoeder:
yùvërgró’tmóiër (Q162p Tongeren)
|
overgrootmoeder
III-2-2
|
20212 |
overgrootvader |
overgrootvader:
yùvërgró’tvôiër (Q162p Tongeren)
|
overgrootvader
III-2-2
|
28997 |
overhandsen, omslingeren |
oversteken:
jø̜vǝrstɛ̄kǝ (Q162p Tongeren)
|
Overhandsen is bij elke steek de draad over de zoom toehalen, terwijl omslingeren het rafelen moet voorkomen. Voor overhandsen en omslingeren wordt wel dezelfde steek gebruikt, maar er zijn toch verschillen. Bij overhandsen is er sprake van twee lagen of twee stukken stof, bij omslingeren is er slechts sprake van één stuk stof; bij overhandsen is er sprake van het aan elkaar bevestigen van twee delen, bij omslingeren van beveiligen van de stofrand tegen uitrafelen. Beide begrippen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 59, 66; N 59, 65; N 59, 67; N 62, 15a; N 62, 15b; N 62, 15c; Gi 1.IV, 30]
II-7
|
18695 |
overhemd |
hemd:
himə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|