24293 |
paling, aal |
paling:
può’léng (Q162p Tongeren)
|
paling
III-4-2
|
24489 |
palmboompje |
palmenboom:
pàmëbòum (Q162p Tongeren)
|
palmboom
III-4-3
|
23790 |
palmprocessie |
palmprocessie (<lat.):
dUe palmprësessë (Q162p Tongeren)
|
De processie die op Palmzondag gehouden wordt, palmprocessie. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23789 |
palmtakje |
palmtakje:
palmtekske (Q162p Tongeren)
|
Het palmtakje dat men achter het wijwaterbakje steekt om bij ziekte en onweer wijwater mee te sprenkelen [palemteks-je]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23788 |
palmtakjes plaatsen |
palmpje steken:
a, b, c en d.
pêemkë stêekë (Q162p Tongeren)
|
Het gebruik om palmtakjes te plaatsen a. in huis, b. in de stallen en in de schuur, c. in de moestuin, d. op de akkers, e. op het graf van een dierbare overledene [korenpalmen, pejmke sjtèke]. Geef met a, b, c, d, e aan waar. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23786 |
palmwijding |
palmenwijding:
dë palmewajjing (Q162p Tongeren)
|
De palmwijding op Palmzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23785 |
palmzondag |
palmenzondag:
Palmëzóndog (Q162p Tongeren),
Ouder dan Palmëzóndag
Paamëzóndog (Q162p Tongeren)
|
De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33667 |
pand van een weideperceel |
perceel:
pǝrsēl (Q162p Tongeren)
|
Gedeelte van een perceel weiland, of van weiland in het algemeen, dat zich bevindt tussen afwateringssloten. Het betreft uiteraard slechts laaggelegen weidegronden. [N 14, 61]
I-8
|
32736 |
pand, bed |
pand:
pān (Q162p Tongeren),
pɛ̄ ̝n (Q162p Tongeren
[(vroeger)]
),
paneel:
pǝnēl (Q162p Tongeren
[(vroeger)]
),
perceel:
de volgende opgaven zijn meervoud
pǝrsēlǝ (Q162p Tongeren)
|
Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e]
I-1
|
30283 |
paneel |
paneel:
pǝnēl (Q162p Tongeren)
|
Het min of meer rechthoekige, houten vlak dat door de stijlen en regels wordt omlijst. Zie ook afb. 170 en het lemma ɛpaneelɛ in wld II.9, pag. 121.' [N 56, 130a; monogr.]
II-12
|