24228 |
raaf |
raaf:
rôof (Q162p Tongeren)
|
raaf
III-4-1
|
27904 |
raam |
venster:
vinstǝr (Q162p Tongeren
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33452 |
raampje in een poort |
kijkkot:
kīkkut (Q162p Tongeren),
venster:
vīnstǝr (Q162p Tongeren)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|
33272 |
raapzaadolie |
raapsmout:
ru̯ǫpsmā.t (Q162p Tongeren)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19057 |
raar, vreemd |
curieus:
kërjeus (Q162p Tongeren),
vreemd:
vrúmp (Q162p Tongeren)
|
raar, zonderling || vreemd
III-1-4
|
33576 |
rabarber |
rabarbel:
reubàrbël (Q162p Tongeren),
rabarber:
rëbàrbër (Q162p Tongeren)
|
rabarber
I-7
|
33577 |
radijs |
radijs:
ràddais (Q162p Tongeren)
|
radijs
I-7
|
18167 |
rafel |
kettel:
kêttël (Q162p Tongeren),
rettel:
rɛtǝl (Q162p Tongeren),
[Vgl. WLD II.7, blz. 95: rettel]
rettël (Q162p Tongeren),
vets:
vɛts (Q162p Tongeren),
Ouder.
vets (Q162p Tongeren)
|
flard, rafel || Hoe noemt U een rafel? [N 62 (1973)] || Rafelige plek in een weefsel. [N 62, 45b; MW]
II-7, III-1-3
|
18168 |
rafelen |
kettelen:
kettëlë (Q162p Tongeren),
rettelen:
rettëlë (Q162p Tongeren),
vgl. autrêttëlë.
rêttëlë (Q162p Tongeren),
uitreffelen:
awtrɛfǝlǝ (Q162p Tongeren),
uitrettelen:
awtrettëlë (Q162p Tongeren)
|
Hoe zegt U: de stof zal rafelen? [N 62 (1973)] || rafelen || Rafelen. Aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, reffelen, rieffelen, rufelen] [N 114 (2002)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|
19576 |
ragebol |
halve maan:
hāf muoin (Q162p Tongeren),
spinnenborstel:
spenəbosəl (Q162p Tongeren),
spinnenkop:
spenəkoͅp (Q162p Tongeren)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|