id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34217 | roepwoord voor de stier | mannetje: męnǝkǝ (Tongeren) | [N 3A, 13] I-11 |
20819 | roeren | roeren: ry(3)̄rə (Tongeren) | roeren [ZND A2 (1940sq)] III-2-3 |
19606 | roerzeef | passe-vite: Fr. passe-vite (merkbenaming) pàsvit (Tongeren) | soepzeef III-2-1 |
25088 | roest | roesel: rosəl (Tongeren) | roest (roester) [ZND B2 (1940sq)] III-4-4 |
19441 | roestplek | ijzermaal: aaizermaol (Tongeren), aaizermoal (Tongeren), aizermaôl (Tongeren), aizermoōl (Tongeren), bijv. op linnen aizërmuo’l (Tongeren) | roestplek [ZND 36 (1941)] || roestvlek van metaal III-2-1 |
19410 | roet | roet: rut (Tongeren), ry(3)̄t (Tongeren), Dó¯stë veul rüut én dë sjòu rüut (Tongeren) | roet || rookzwart onderaan een ketel [ZND 36 (1941)] III-2-1 |
19865 | roet2 | roet: ry(3)̄t (Tongeren) | roet (in de schoorsteen) [ZND A2 (1940sq)] III-2-1 |
21095 | rog | rog: ròg (Tongeren) | rog III-2-3 |
32976 | rogge | koren: [koren] (Tongeren) | Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4 |
20760 | roggebrood | roggebrood: rùggëbróod (Tongeren) | roggebrood III-2-3 |