e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rook rook: Bóo ròuk és és vüur, zàach Ailëspȉgël én hê wêr¯¯mdë zën hàan ô¯n në pièdstrónt Nabijheid, bereik, vaarwater  ròuk (Tongeren) rook III-2-1
rookvlees filet danvrs: Fr. filet Anvers  fillèdôvêrs (Tongeren), gerookt: gërùk (Tongeren), gerookt vlees: gërùk vlèis (Tongeren) rookvlees III-2-3
room zaan: zuøn (Tongeren), zwo̝i̯n (Tongeren), zwoͅi̯n (Tongeren), zwǫi̯n (Tongeren) De room van de melk (de zaon?) [N 16 (1962)] || Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] || room (vetlaag op melk) [ZND B2 (1940sq)] I-11, III-2-3
roomhorentje cornet (fr.): koͅrnɛ (Tongeren) Roomhoren (kréémhorre, vulhorentje, zweretige vinger?) [N 16 (1962)] III-2-3
roompot kroeg: krux (Tongeren) Stenen pot waarin men de room bewaart. [N 12, 59; A 7, 15; JG 1d, 2c; monogr.] I-11
roomschotel schotel: šø̄tǝl (Tongeren) Aarden schotel waarin men de versgemolken melk enige tijd laat staan, totdat de room bovendrijft. Vergelijk ook het lemma ''aarden pot'' in wld II.8, blz. 25-26. [N 12, 60; JG 1c, 2c; add. uit N 5A (I] I-11
roos (rosa) roos: rozə (Tongeren), rozenstruik: [Rosa]  rózëstroek (Tongeren) rozen [RND] || rozestruik III-2-1
rooster in de mestgoot grille (wa.): gril (Tongeren), rooster: røstǝr (Tongeren), zeikdeksel: zęi̯k˱dęksǝl (Tongeren) Soms ligt onder in de mestgoot een rooster, een plank of plaat met gaten, die de mest tegenhoudt en alleen de gier moet doorlaten. Onder dit rooster bevindt zich een goot die met de gierput in verbinding staat. Zie ook afbeelding 10.A.e bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 42b] I-6
rosdoek roszak: ros˱zak (Tongeren) Een onder de kar opgehangen doek waarin onder meer paardenvoer kan worden opgeborgen. [N 17, 84; A 26, 3a; monogr] I-13
roskammen roskammen: rǫskamǝ (Tongeren) Met borstel en kam - zie het volgende lemma - reinigen. [N 8, 102] I-9