33828 |
slecht van bouw |
(een) holle:
huǫlǝ (Q162p Tongeren),
(een) lamme:
lǭmǝ (Q162p Tongeren),
slecht gemaakt:
slɛx ˲gǝmǭk (Q162p Tongeren)
|
De antwoorden van de correspondenten doelen vooral op een hol paard met ingevallen flanken en uitstekende heupen. Vgl. het lemma ''harmonisch van bouw'' (4.3.1). [N 8, 62k, 62l en 78a]
I-9
|
25152 |
slecht weer, hondenweer |
hondsweer:
hóndswêer (Q162p Tongeren)
|
hondsweer, bar slecht weer
III-4-4
|
20648 |
slechte drank |
killefits:
soms ook koffie van minder kwaliteit
kïllëfïts (Q162p Tongeren),
kirreflits:
soms ook koffie van minder kwaliteit
kïrrëflïts (Q162p Tongeren),
klompenspoelsel:
klómpëspülsël (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
zjitspoel:
zjïtspōēl (Q162p Tongeren)
|
bier of andere drank van minder kwalteit || bier, wijn van minder kwaliteit || gewoon bier || gewoon minderwaardig bier
III-2-3
|
22337 |
slechte speler |
krabber:
në krabbër (Q162p Tongeren)
|
een slechte speler [kruk] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
24243 |
slechtvalk |
valk:
valk (Q162p Tongeren)
|
valk: slechtvalk (40 grote uitgave van boomvalk [083]; alleen op trek en s winters; vangt grote vogels hoog in de lucht; zeldzaam [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22344 |
slee |
ijsstoel:
Vgl. strïkstoel.
aisstōēl (Q162p Tongeren),
slee:
ən slee (Q162p Tongeren),
Vgl. slói [z.o. slóoi], strïkstoe:l, strïkwôgël.
slée (Q162p Tongeren),
Z.o. strïkstoe:l, aisstoe:l, slée.
slóoi, slói (Q162p Tongeren),
strikstoel:
Geh. Tongeren. Zie: strikschoen. (t Daghet in den Oosten XI, 82)
strikstoel (Q162p Tongeren),
I, II, III- (n. slée).
strïkstōēl (Q162p Tongeren),
strikwagel:
I, II, III.
strïkwôgël (Q162p Tongeren)
|
2. Bobslee (voor kinderen). || Een slede (waarmee de kinderen op het ijs varen). [ZND B1 (1940sq)] || IJsstoel, bobslee (v. kinderen), prikslee. || IJsstoel. || Prikslee. || Slede. || Slee.
III-3-2
|
24552 |
sleedoorn |
hondskriek:
[Prunus spinosa]
hóndskrīēk (Q162p Tongeren),
kriekenhaag:
[Prunus spinosa]
krīēkëhôog (Q162p Tongeren)
|
sleedoorn || sleedoornstruik
III-4-3
|
32811 |
sleepcultivator, veertandeg |
canadienne (fr.):
kanadi̯ęn (Q162p Tongeren)
|
Bedoeld wordt het cultivatortype van afb. 79. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zij verwezen naar het vorige lemma. In het lemma ''eg'' vindt men ''eg'' en ''eg'' geduid. [JG 1a + 1b; N 11, 78b; N 11A, 150b; N J, 10]
I-2
|
34294 |
sleephout |
sleephout:
slø̜̄u̯ǝphǭu̯t (Q162p Tongeren)
|
Hout waaraan het tuiertouw of de tuierketting is bevestigd. Door dit slepend stuk hout voorkomt men dat koe of geit verstrikt raken in het touw of de ketting of dat zij bij de tuierpaal komen. [N 3A, 14h; N 14, 73b; JG 1c, 2c; monogr.]
I-11
|
22345 |
sleeën |
sleen:
sleeë (Q162p Tongeren)
|
met de ijsslee rijden [narren, sleeën] [N 112 (2006)]
III-3-2
|