e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slecht van bouw (een) holle: huǫlǝ (Tongeren), (een) lamme: lǭmǝ (Tongeren), slecht gemaakt: slɛx ˲gǝmǭk (Tongeren) De antwoorden van de correspondenten doelen vooral op een hol paard met ingevallen flanken en uitstekende heupen. Vgl. het lemma ''harmonisch van bouw'' (4.3.1). [N 8, 62k, 62l en 78a] I-9
slecht weer, hondenweer hondsweer: hóndswêer (Tongeren) hondsweer, bar slecht weer III-4-4
slechte drank killefits: soms ook koffie van minder kwaliteit  kïllëfïts (Tongeren), kirreflits: soms ook koffie van minder kwaliteit  kïrrëflïts (Tongeren), klompenspoelsel: klómpëspülsël (Tongeren, ... ), zjitspoel: zjïtspōēl (Tongeren) bier of andere drank van minder kwalteit || bier, wijn van minder kwaliteit || gewoon bier || gewoon minderwaardig bier III-2-3
slechte speler krabber: në krabbër (Tongeren) een slechte speler [kruk] [N 112 (2006)] III-3-2
slechtvalk valk: valk (Tongeren) valk: slechtvalk (40 grote uitgave van boomvalk [083]; alleen op trek en s winters; vangt grote vogels hoog in de lucht; zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
slee ijsstoel: Vgl. strïkstoel.  aisstōēl (Tongeren), slee: ən slee (Tongeren), Vgl. slói [z.o. slóoi], strïkstoe:l, strïkwôgël.  slée (Tongeren), Z.o. strïkstoe:l, aisstoe:l, slée.  slóoi, slói (Tongeren), strikstoel: Geh. Tongeren. Zie: strikschoen. (t Daghet in den Oosten XI, 82)  strikstoel (Tongeren), I, II, III- (n. slée).  strïkstōēl (Tongeren), strikwagel: I, II, III.  strïkwôgël (Tongeren) 2. Bobslee (voor kinderen). || Een slede (waarmee de kinderen op het ijs varen). [ZND B1 (1940sq)] || IJsstoel, bobslee (v. kinderen), prikslee. || IJsstoel. || Prikslee. || Slede. || Slee. III-3-2
sleedoorn hondskriek: [Prunus spinosa]  hóndskrīēk (Tongeren), kriekenhaag: [Prunus spinosa]  krīēkëhôog (Tongeren) sleedoorn || sleedoornstruik III-4-3
sleepcultivator, veertandeg canadienne (fr.): kanadi̯ęn (Tongeren) Bedoeld wordt het cultivatortype van afb. 79. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zij verwezen naar het vorige lemma. In het lemma ''eg'' vindt men ''eg'' en ''eg'' geduid. [JG 1a + 1b; N 11, 78b; N 11A, 150b; N J, 10] I-2
sleephout sleephout: slø̜̄u̯ǝphǭu̯t (Tongeren) Hout waaraan het tuiertouw of de tuierketting is bevestigd. Door dit slepend stuk hout voorkomt men dat koe of geit verstrikt raken in het touw of de ketting of dat zij bij de tuierpaal komen. [N 3A, 14h; N 14, 73b; JG 1c, 2c; monogr.] I-11
sleeën sleen: sleeë (Tongeren) met de ijsslee rijden [narren, sleeën] [N 112 (2006)] III-3-2