18134 |
snijwonde |
slip:
slip (Q162p Tongeren),
snit:
sniet (Q162p Tongeren)
|
Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (snee, krab, krets, vats, sleuf, kreeuw, vil, slip). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
19040 |
snikken |
snikken:
snikə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
snoffen:
snufe (Q162p Tongeren),
snufə (Q162p Tongeren),
snotteren:
snotərə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
snoͅtere (Q162p Tongeren)
|
snikken [snoffe] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
24245 |
snip, algemeen |
snip:
snùp (Q162p Tongeren)
|
snip
III-4-1
|
20798 |
snoep |
brokken:
bròkkë (Q162p Tongeren),
guimauve-tjes:
met lichtgekleurde figuurtjes, met heemst, ¯n plantaardige stof tegen de hoest in Fr. guimauve (heemst)
gïmmóofkës (Q162p Tongeren),
suikergoed:
soekkërgōēd (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
suikerstek:
snoep
soekkërstêk (Q162p Tongeren),
vlaaitjes:
vlóikës (Q162p Tongeren)
|
snoep || snoep van vroeger jaren || snoep van vroegere jaren || suikergoed || suikerstok || suikerwerk
III-2-3
|
20590 |
snoepen |
smokkelen:
smoeggëlë (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
snoepen:
van suikergoed
snoeppë (Q162p Tongeren)
|
heimelijk snoepen || smuigen || snoepen
III-2-3
|
20549 |
snoepgoed |
snoep:
wat gesnoept wordt, zoals suikergoed enz.
snoep (Q162p Tongeren)
|
snoep
III-2-3
|
20550 |
snoepje |
bab:
kleutertaal
bab (Q162p Tongeren),
jujube-tje:
balletjes van gom, suiker en oranjebloesemwater
zjïzjïpkë (Q162p Tongeren),
sjebabbel:
Harde , ronde ulevel zonder papiertje er omheen
sjàbbabbël (Q162p Tongeren),
Harde , ronde ulevel zonder papiertje er omheen Sjëbabbël òp në stêk: snoep van vroegerjaren, een soort lolly van die tijd
sjëbabbël (Q162p Tongeren),
souke dr-sjebabbel:
soekdóorsjëbabbël (Q162p Tongeren),
witte met rode streepjes:
wïttë mèt rói strépkës (Q162p Tongeren),
zeepcaramel:
zeepkaramel
zèipkrëmêl (Q162p Tongeren)
|
hard snoepje om op te zuigen || harde witte snoepbol met rode streepjes || snoep van vroeger jaren || snoepballetjes van jujube || snoepje || snoepje v. stukadoor
III-2-3
|
33996 |
snoer |
karwats:
kǝrwats (Q162p Tongeren),
smet:
smęt (Q162p Tongeren)
|
Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.]
I-10
|
17753 |
snor |
rietmus:
rytmøͅs (Q162p Tongeren)
|
sprinkhaanrietzanger / snor (12,5 / 14 zeer verborgen levend in riet en struiken; alleen krekelachtig snorrend geluid is te horen; een soort leeft in hoogveen-, de andere in laagveenmoerasjes [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34510 |
snot |
pip:
pep (Q162p Tongeren),
pips:
pips (Q162p Tongeren),
snot:
snǫt (Q162p Tongeren)
|
Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.]
I-12
|