e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spartelen spartelen: spättelë (Tongeren), stroffelen: door babys  streffëlë (Tongeren) Spartelen: met de armen en benen heen en weer slaan (spartelen, spattelen) [N 108 (2001)] III-1-2
spat flebiet: flēbet (Tongeren  [(aderontsteking)]  ), soufletten (fr.): seflętǝ (Tongeren), spat: spǭt (Tongeren) Er zijn verschillende soorten spat. Een beenwoekering aan de voorknie, soms ter grootte van een vuist, noemt men voorkniespat, een harde verdikking aan de onder- of binnenzijde van het spronggewricht spat. De ziekte is ongeneeslijk en veroorzaakt veelal kreupelheid. Zie ook het lemma ''bolspat'' (7.27). Zie afbeelding 19. [A 48A, 54f; N 8, 90d, 90f, 90g en 90j] I-9
spatader varice (fr.): Mv.  vërïssë (Tongeren) aderspatten III-1-2
specerijstruik wijnboompje: wainbúmkë (Tongeren) specerijstruik III-4-3
speciale lokroepen allez, kom gauw: alleé kom gauw (Tongeren), kom jong: kom jong (Tongeren), kom mannetje: kom, maneke (Tongeren), kom vrouwtje: kom, vrauke (Tongeren) Kent U speciale lokroepen? Hoe luiden die? [N 93 (1983)] III-3-2
speciale losvrachtwagen cabine-expres: (toegift).  kabine-expren (Tongeren) speciale kamion; er kan gelost worden, zonder dat de korven afgeladen moeten worden [N 93 (1983)] III-3-2
speciebord plekspade: plɛkspǫj (Tongeren) Rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat, van waaraf men de specie tegen de muur strijkt of in de voegen drukt. Zie ook afb. 87. De 'sperwer' bestaat uit een houten draagvlak dat is gemonteerd op een houten steel die naar onderen toe breder uitloopt en zo is uitgehold dat men hem op een knie kan zetten. Het draagvlak is bestemd voor de specie waarmee het plafond werd bepleisterd. De 'sperwer' werd in Q 121 ook 'pleisterstoel' genoemd (Lochtman, pag. 22). [N 30, 10; N 30, 9; monogr.] II-9
speeksel uitspuwen spijen: spa.jə (Tongeren), spaije (Tongeren), spaijə (Tongeren), spāijə (Tongeren) (speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)] III-1-1
speelkaart kaart: en koht (Tongeren), kaart (Tongeren), kōͅt (Tongeren, ... ), koͅət (Tongeren), Zgw. mèt dë kôot spélë; ë kêutsjë drêeë; kôtë; taisë (hum. arch.) ...  kôot (Tongeren) Een kaart. [ZND A1 (1940sq)] || kaart [GTRP (1980-1995)] || Kaart. [Willems (1885)] III-3-2
speelman, klapspaan speelman: spē.lman (Tongeren) Aan het staakijzer bevestigde houten of ijzeren lat of van armen voorziene ijzeren kop waarmee het schoen in schuddende beweging wordt gehouden. In P 55 had de as vier vlakke kanten. In P 58 en Q 83 waren er respectievelijk vier tappen (tapǝ) en vier tanden (tān) of knotsen (knotsǝ) aan de kop bevestigd (Vanderspickken, pag. 112). De wippelaar uit Q 9 bestond uit hout met leer ertegen. [N O, 14n; A 42A, 18; N D, 32; Vds 150; Jan 157; Coe 138; Grof 159] II-3