17963 |
spartelen |
spartelen:
spättelë (Q162p Tongeren),
stroffelen:
door babys
streffëlë (Q162p Tongeren)
|
Spartelen: met de armen en benen heen en weer slaan (spartelen, spattelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33904 |
spat |
flebiet:
flēbet (Q162p Tongeren
[(aderontsteking)]
),
soufletten (fr.):
seflętǝ (Q162p Tongeren),
spat:
spǭt (Q162p Tongeren)
|
Er zijn verschillende soorten spat. Een beenwoekering aan de voorknie, soms ter grootte van een vuist, noemt men voorkniespat, een harde verdikking aan de onder- of binnenzijde van het spronggewricht spat. De ziekte is ongeneeslijk en veroorzaakt veelal kreupelheid. Zie ook het lemma ''bolspat'' (7.27). Zie afbeelding 19. [A 48A, 54f; N 8, 90d, 90f, 90g en 90j]
I-9
|
18091 |
spatader |
varice (fr.):
Mv.
vërïssë (Q162p Tongeren)
|
aderspatten
III-1-2
|
24558 |
specerijstruik |
wijnboompje:
wainbúmkë (Q162p Tongeren)
|
specerijstruik
III-4-3
|
22003 |
speciale lokroepen |
allez, kom gauw:
alleé kom gauw (Q162p Tongeren),
kom jong:
kom jong (Q162p Tongeren),
kom mannetje:
kom, maneke (Q162p Tongeren),
kom vrouwtje:
kom, vrauke (Q162p Tongeren)
|
Kent U speciale lokroepen? Hoe luiden die? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22243 |
speciale losvrachtwagen |
cabine-expres:
(toegift).
kabine-expren (Q162p Tongeren)
|
speciale kamion; er kan gelost worden, zonder dat de korven afgeladen moeten worden [N 93 (1983)]
III-3-2
|
30561 |
speciebord |
plekspade:
plɛkspǫj (Q162p Tongeren)
|
Rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat, van waaraf men de specie tegen de muur strijkt of in de voegen drukt. Zie ook afb. 87. De 'sperwer' bestaat uit een houten draagvlak dat is gemonteerd op een houten steel die naar onderen toe breder uitloopt en zo is uitgehold dat men hem op een knie kan zetten. Het draagvlak is bestemd voor de specie waarmee het plafond werd bepleisterd. De 'sperwer' werd in Q 121 ook 'pleisterstoel' genoemd (Lochtman, pag. 22). [N 30, 10; N 30, 9; monogr.]
II-9
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spijen:
spa.jə (Q162p Tongeren),
spaije (Q162p Tongeren),
spaijə (Q162p Tongeren),
spāijə (Q162p Tongeren)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
en koht (Q162p Tongeren),
kaart (Q162p Tongeren),
kōͅt (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren,
Q162p Tongeren),
koͅət (Q162p Tongeren),
Zgw. mèt dë kôot spélë; ë kêutsjë drêeë; kôtë; taisë (hum. arch.) ...
kôot (Q162p Tongeren)
|
Een kaart. [ZND A1 (1940sq)] || kaart [GTRP (1980-1995)] || Kaart. [Willems (1885)]
III-3-2
|
26505 |
speelman, klapspaan |
speelman:
spē.lman (Q162p Tongeren)
|
Aan het staakijzer bevestigde houten of ijzeren lat of van armen voorziene ijzeren kop waarmee het schoen in schuddende beweging wordt gehouden. In P 55 had de as vier vlakke kanten. In P 58 en Q 83 waren er respectievelijk vier tappen (tapǝ) en vier tanden (tān) of knotsen (knotsǝ) aan de kop bevestigd (Vanderspickken, pag. 112). De wippelaar uit Q 9 bestond uit hout met leer ertegen. [N O, 14n; A 42A, 18; N D, 32; Vds 150; Jan 157; Coe 138; Grof 159]
II-3
|