21480 |
speelplaats |
koer (<fr.):
kōēr (Q162p Tongeren)
|
3. Speelplaats.
III-3-1
|
20287 |
speen |
tit:
cf. Tongeren Wb. s.v. "tèt"p. 579 = fopspeen, zuigdotje
dë tie (Q162p Tongeren)
|
speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
døm (Q162p Tongeren)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
spek (Q162p Tongeren)
|
spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
25457 |
spekhaak |
haak:
wjøk (Q162p Tongeren)
|
De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.]
II-1
|
20702 |
spekpannenkoek |
spekbraai:
spɛkbroͅi̯ (Q162p Tongeren),
spekkoek:
spekkoek (Q162p Tongeren)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)] || Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
e speehl (Q162p Tongeren),
spéel (Q162p Tongeren)
|
spel [GTRP (1980-1995)] || Spel.
III-3-2
|
18390 |
speld |
speld:
spɛlt (Q162p Tongeren),
spengel:
speŋǝl (Q162p Tongeren),
[WLD II.7: lm. speld, spengel (blz. 36)]
spiŋəl (Q162p Tongeren)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] || speld [ZND B1 (1940sq)]
II-7, III-1-3
|
28884 |
speldenkussen |
spengelenkussen:
spɛŋǝlǝkø̄sǝ (Q162p Tongeren),
spengelkussen:
speŋǝlkø̜sǝ (Q162p Tongeren)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
speehle (Q162p Tongeren),
spélë (Q162p Tongeren)
|
spelen [GTRP (1980-1995)] || Spelen (ook voor geld).
III-3-2
|