33345 |
stalpoort, staldeur |
achterpoortje:
ātǝrpi̯ø̜tšǝ (Q162p Tongeren),
achterstaldeur:
ātǝrstaldør (Q162p Tongeren),
koestaldeur:
[koestal]dør (Q162p Tongeren),
staldeur:
[stal]dør (Q162p Tongeren),
[stal]dø̄r (Q162p Tongeren)
|
In dit lemma worden de algemene benamingen verzameld voor de deur van een stal of koestal, zowel die voor de dubbele deur of poort als ook die van de enkele deur die alleen voor personen wordt gebruikt. Aan de hand van de vaak transparante samenstellingen is doorgaans wel uit te maken op welk type poort of deur de benaming betrekking heeft, waar deze zich bevindt of welk doel zij heeft. Vergelijk ook de lemmata "voorstaldeur" (2.2.11), "schuurpoort" (3.1.2) en "poort" (4.1.1). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2) en voor die van het woorddeel (koestal) het lemma "koestal" (2.2.1). [N 5A, 51b, 52a, 53c; N 4, 39; N 5,112a; A 10, 7a; monogr.; add. uit N 5A, 34b, 44b]
I-6
|
34056 |
stamboekstier |
ingeschreven duur:
e.ngǝšrē.vǝn dȳr (Q162p Tongeren)
|
Stier waarvan de gegevens betreffende afkomst e.d. in een stamboek staan ingeschreven: raszuivere stier. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b]
I-11
|
20677 |
stamppot |
moes:
mōēs (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
potage:
Fr. potage
pëtô’zjë (Q162p Tongeren),
stomp:
stoemp (Q162p Tongeren),
stump (Q162p Tongeren)
|
hutsepot || hutsepot van groenten || moes || Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)] || verschillende soorten kolen als gerecht
III-2-3
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
sta.nbelt (Q162p Tongeren),
stambe.lt (Q162p Tongeren),
Sub stattü: I, II-
stàandbèld, stàandbèild (Q162p Tongeren),
statue (fr.):
I, II-
stàttü (Q162p Tongeren)
|
standbeeld [RND] || Standbeeld.
III-3-2
|
33847 |
stapvoets gaan |
stappen:
stapǝ (Q162p Tongeren)
|
De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a]
I-9
|
21166 |
station |
statie (<lat.):
ich həb meinə pareplu en də stoasə lətə steun (Q162p Tongeren)
|
Ik heb mijn paraplu in het station laten staan [ZND 46 (1946)]
III-3-1
|
26273 |
staven |
staven:
stǭ.vǝ (Q162p Tongeren)
|
De spijlen van het rondsel of van de wieg in zowel de water- als de windmolen. Zie ook afb. 58. In de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied was het rondsel vervangen door een, vaak metalen, kamrad. De benamingen voor de kammen van dit soort raderen zijn geplaatst in het lemma ɛkammenɛ.' [N O, 14b; N O, 50f; Vds 92; Jan 103; Coe 83]
II-3
|
21260 |
steeg, steegje |
baan, baantje:
ə bəŋkə (Q162p Tongeren)
|
een wegeltje tussen twee huizen of hagen [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
17821 |
steek |
tik:
WNT: tik (IV), De drijhoekige hoed eens priesters, fr. tricorne, heet in Br. en Kemp. ook tik. Van Dale: 4. tik, (gew.) steek, tikkenhaan.
tēͅk (Q162p Tongeren)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel in twee punten uitloopt (zoals de militarie steek) [suuberood, severo, tööt] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
23306 |
steek met drie hoeken |
schapje:
[sic]
šapkə (Q162p Tongeren)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)]
III-3-3
|