21487 |
stempelen |
doppen:
dòppë (Q162p Tongeren)
|
stempelen als controle voor de werklozensteun
III-3-1
|
22663 |
stemvork |
diapason (fr.):
diapəzű:̞ (Q162p Tongeren),
dë diápazôô (Q162p Tongeren),
Fr. diapason.
dïàppëzőo (Q162p Tongeren)
|
Diapason: Stemvork en stemfluit. || het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork] [N 112 (2006)] || Stemvork, stemfluit.
III-3-2
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
kroeg:
krux (Q162p Tongeren),
meervoud bewaarpotten
kryx (Q162p Tongeren),
mv. krijx
krux (Q162p Tongeren)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26345 |
stenen vloer |
brikken vloer:
brekǝ vlū.r (Q162p Tongeren),
mergelblokken:
merǝgǝlblø̜k (Q162p Tongeren)
|
Stenen vloer op de bedding van de beek om het uitspoelen van de bodem tegen te gaan. [Coe 18; Grof 33]
II-3
|
32971 |
stengel, steel |
stengel:
stęŋǝl (Q162p Tongeren)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
20323 |
sterven |
doodgaan:
dood góin (Q162p Tongeren),
hemelen gaan:
humoristisch
hiemele góin (Q162p Tongeren),
sterven:
sterve (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
25195 |
sterx |
ster:
stā.r (Q162p Tongeren),
stār (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
ster [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
20151 |
stiefdochter |
stiefdochter:
dë stiefdòchtër (Q162p Tongeren)
|
De dochter van een tweede man of vrouw (stiefdochter) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20340 |
stiefmoeder |
stiefma:
dë stiefmaa (Q162p Tongeren),
stiefmoeder:
dë stiefmójjër (Q162p Tongeren),
stīēfmóiër (Q162p Tongeren)
|
De tweede man of vrouw van je moeder of vader (stiefouders) [N 115 (2003)] || stiefmoeder
III-2-2
|
20339 |
stiefvader |
stiefpa:
dë stiefpaa (Q162p Tongeren),
stiefvader:
dë stiefvojjër (Q162p Tongeren),
stīēfvôiër (Q162p Tongeren)
|
De tweede man of vrouw van je moeder of vader (stiefouders) [N 115 (2003)] || stiefvader
III-2-2
|