28808 |
tricot |
gestrikt goed:
gǝstrek gut (Q162p Tongeren),
tricot:
treko (Q162p Tongeren)
|
Machinaal gebreide stof voor kousen, onderbroeken, borstrokken, lijfjes enz. gebruikt (Van Dale, pag. 2986). [N 62, 88; N 62, 75c; MW]
II-7
|
23672 |
triduüm |
tridum (<lat.):
e triedijum (Q162p Tongeren)
|
Een driedaagse godsvruchtoefening, triduüm . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22602 |
triktrakken |
bakspelen:
bák speelë (Q162p Tongeren)
|
het kansspel dat gespeeld wordt op een dubbel bord met puntige figuren, met schijven en dobbelstenen; triktrak [bakspel, bak, triktrakken, tiktakken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22393 |
troef |
troef:
ən trūf (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
ən trūūf (Q162p Tongeren),
Bij S. de Grave en in Koenen staat het woord troef vermeld als ontlening aan het Fransch; in Koenen wordt als Fransch steekwoord "triomphe"opgegeven.
tru.f (Q162p Tongeren),
Fr. triomphe.
trōēf (Q162p Tongeren)
|
Een troef. [ZND A2 (1940sq)] || Triomphe: Troef (kaartspel). || Troef (kaartspel).
III-3-2
|
34300 |
troep biggen in het algemeen |
kudde:
køt (Q162p Tongeren),
nest:
nęs (Q162p Tongeren)
|
In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.]
I-12
|
34464 |
troep kippen |
kudde:
køt (Q162p Tongeren)
|
Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.]
I-12
|
22394 |
troeven |
kappen:
kappë (Q162p Tongeren),
troeven:
trōēvë (Q162p Tongeren)
|
4. Afsnijden (bij kaartspel). || met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
29936 |
troffel |
troffel:
trufǝl (Q162p Tongeren),
trø̜fǝl (Q162p Tongeren)
|
Metselaarsgereedschap, bestaande uit een metalen blad van driehoekige vorm aan een gekromde steel met houten handvat. De troffel wordt gebruikt om specie op de stenen te brengen en uit te strijken en om metselstenen op maat te hakken. Zie afb. 1a. Het woordtype schmeisstroffel was in Q 121 van toepassing op een troffel die bij het pleisteren werd gebruikt. De voorkant van het blad van deze troffel was, in tegenstelling tot dat van de gewone troffel, niet rond maar recht afgewerkt. Zie ook het lemma 'pleisteren'. [Wi 3; N 30, 7a; monogr.]
II-9
|
19982 |
trom |
trommel:
truməl (Q162p Tongeren),
NB troemmëlë: trommelen.
troemmël (Q162p Tongeren)
|
Trommel. [ZND B2 (1940sq)]
III-3-2
|
22861 |
trommeltje |
trommeltje:
tryməlkə (Q162p Tongeren)
|
trommeltje [RND]
III-3-2
|