33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensbox:
vɛ.rǝkǝs˱bǫks (Q162p Tongeren),
varkenskot:
vɛ.rǝkǝskǫt (Q162p Tongeren),
varkensstal:
vɛ.rǝkǝs[stal] (Q162p Tongeren)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
troǝx (Q162p Tongeren),
tru̯ox (Q162p Tongeren),
trūǫx (Q162p Tongeren
[(mv trȳǝx)]
)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
33396 |
varkenswei |
buitenkot:
bau̯tǝkǫt (Q162p Tongeren),
varkenswei:
vɛrkǝs˱węi̯ (Q162p Tongeren)
|
De met een houten schutting of prikkeldraad omheinde ruimte in de open lucht waar de varkens lopen. Vaak wordt de boomgaard als varkenswei gebruikt. [N 5A, 61a; N 76, 41a; A 10, 9e]
I-6
|
25385 |
vaste bloedmassa |
bloedklonteren:
blūtklǫntǝrǝ (Q162p Tongeren)
|
In het bloed zit de stof fibrine die het bloed doet stollen. Tijdens het kloppen van het bloed vormt deze stof een vaste, draderige massa om de vingers, het strootje of het houtje. [N 28, 18; monogr.]
II-1
|
18427 |
vaste boord |
bandje:
bēͅntšə (Q162p Tongeren),
syn. kòl.
bêendjsë (Q162p Tongeren),
boord:
bwòid (Q162p Tongeren),
col (fr.):
koͅl (Q162p Tongeren)
|
boordje van hemd || Hoe noemt U: de boord [N 62 (1973)] || kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutelen:
kø̄.tǝlǝ (Q162p Tongeren),
stront:
stro.nt (Q162p Tongeren)
|
Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krep (Q162p Tongeren),
krip (Q162p Tongeren)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
23938 |
vasten |
vasten:
vaste (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
fɛstəlu.əvənt (Q162p Tongeren),
vastenavond:
vastëwòvvënd (Q162p Tongeren),
vɛstənwòvənt (Q162p Tongeren),
Sub vasteloved: Men zegt vestenoved of festenoved (Tongeren) - vasseloved (Romershoven) - vastelaovend (Maaseik).
festenoved (Q162p Tongeren),
vestenoved (Q162p Tongeren),
Vgl. pag. 245 sub karnëvàl: Z.o. vêstënuòvënd (fêsten...).
vêstënuòvë(n)d (Q162p Tongeren),
Z. o. vêstënuòvënd.
fèstënuòvënd (Q162p Tongeren)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || vastenavond [RND] || Vastenavond (uitspraak). [ZND B2 (1940sq)] || Vastenavond.
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
ne vastedaog (Q162p Tongeren),
vastedag (Q162p Tongeren)
|
Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|