19766 |
vetkaars |
vetkaars:
vètkas (Q162p Tongeren)
|
vetkaars
III-2-1
|
34071 |
vetkoe |
vetbeest:
vetbɛs (Q162p Tongeren),
vetkoe:
vɛt[koe] (Q162p Tongeren)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
34274 |
vetmesten |
laten drinken:
lu̯ǫi̯tǝ dreŋkǝ (Q162p Tongeren),
vetten:
vętǝ (Q162p Tongeren)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
33665 |
vetweide |
vetwei:
vetwɛi̯ (Q162p Tongeren),
vɛtwɛi̯ (Q162p Tongeren)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
33756 |
veulen |
veulen:
vi̯ø̜lǝ (Q162p Tongeren),
vyø̜.lǝ (Q162p Tongeren),
vø̄.lǝ (Q162p Tongeren)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
24057 |
viaticum |
communie (<lat.):
de kommuune (Q162p Tongeren),
ons heer:
òs heer (Q162p Tongeren)
|
De H. Communie als teerspijs voor een stervende, viaticum. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23910 |
vier uitersten |
vier uitersten:
de vier auterste (Q162p Tongeren)
|
De vier uitersten van de mens (te weten: dood, oordeel, hemel, hel) [toponiem te Meijel: de Vruttersjte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvi:rt (Q162p Tongeren)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
caf, de -:
kaffé (Q162p Tongeren)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
e knepke (Q162p Tongeren),
knɛpkə (Q162p Tongeren)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)] || dialectnamen van de kleinste geldstukken (met waarde) [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|