19746 |
violier |
flier:
[Cheizantus cheiri L.]
flīēr (Q162p Tongeren),
violier:
[Cheizantus cheiri L.]
flīēr (Q162p Tongeren),
zomerflier:
[Matthiola annuus]
zómërflīēr (Q162p Tongeren),
zomerviolier:
[Matthiola annuus]
zómërflīēr (Q162p Tongeren)
|
Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau
I-7, III-2-1
|
22671 |
viool |
viool:
dë viool (Q162p Tongeren),
vijo.l (Q162p Tongeren),
Fr. viole (: violon).
vïjóol (Q162p Tongeren)
|
het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp] [N 112 (2006)] || Viole: Viool. || Viool.
III-3-2
|
19745 |
viooltje |
fleut:
flùtte (Q162p Tongeren),
[Viola], flùt (Paque: vleut, fleut) < violet
flùt (Q162p Tongeren)
|
I-7
|
24387 |
vis, algemeen |
vis:
vès (Q162p Tongeren)
|
vis
III-4-2
|
22413 |
vishengel |
garde:
Sub vèslain: II+, III; Syn. (I, II-): gièd.
gièd (Q162p Tongeren),
vislijn:
dë vèslājn (Q162p Tongeren),
veslaain (Q162p Tongeren),
veslain (Q162p Tongeren),
II+, III.
vèslain (Q162p Tongeren),
Veel speelgoed maakten we zelf: pijlen en boog (pajl én bwòg), n katapult (ë sjietlêêr), n vislijn (n vèslajn), sabel en geweer (sôôbël én gëwêêr), n telefoon met twee luciferdoosjes (twee priemëdúskës), verbonden met een lange garendraad (gôôndrwòd) die strak gespannen moest zijn, dan kon men met elkaar spreken, telefoneren. Van krantenpapier (gëzèttëpëpier) n punthoed vouwen. Ook n bootje vouwden we van steviger papier. Veel groepsspelletjes, gezelschapsspelletjes, loopspelen begonnen met een aftelrijmpje en gingen vaak gepaard met een liedje of rijmpje. Denk aan "zakdoek leggen..."Kegelen (kùigëlë), òp stelten lopen (òp krùkkë lòupë), winkelke spelen (meisjesspel), make én pake spelen (met kinderkoets, wiegje, keukentje, enz. Kaartenhuisjes of kaartentoren bouwen. ...
ɛn vèslajn (Q162p Tongeren)
|
Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] || Een lange stok om te vissen. [ZND B2 (1940sq)] || Hengelroede. || het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede] [N 112 (2006)] || Wetenswaardigheden. [SND (2006)]
III-3-2
|
22414 |
vissnoer |
lijn:
dë lājn (Q162p Tongeren)
|
een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22417 |
visvangst |
vangst:
dë vángs (Q162p Tongeren)
|
alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20727 |
vlaai |
spiegel:
spīēgël (Q162p Tongeren),
taart:
met toelichting van de bereidingswijze
tŏĕrt (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
taartvlaai:
met toelichting van de bereidingswijze
tŏĕrtvloi-j (Q162p Tongeren),
vlaai:
vlōͅi̯ (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
vlòj (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
Mèt kèr¯¯mues wienë dó héel wat vlôië gëbàkkë vgl. toert "vlôi"met deksel
vlôi (Q162p Tongeren),
Mèt kèr¯¯mës wienë dó héel wat vlôië gëbàkkë
vlôi (Q162p Tongeren)
|
fijn gebak dat de huismoeders vooral ter gelegenheid van de kermis klaarmaken [ZND 48 (1954)] || ronde platte taart zonder deksel || ronde, platte taart zondere deksel || taart || Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] || vlaai [ZND A2 (1940sq)]
III-2-3
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
dekselvlaai:
dɛksəlvlōͅi̯ (Q162p Tongeren),
taart:
turt (Q162p Tongeren)
|
Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20731 |
vlaai met reepjes deeg |
vlaai met richeltjes:
vlōͅi̯ mɛt reͅxəlkəs (Q162p Tongeren)
|
Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|