20124 |
vrouwelijke kat |
kattin:
kattin (Q162p Tongeren),
koͅ’tin (Q162p Tongeren)
|
moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] || vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (Q162p Tongeren),
hin (Q162p Tongeren),
hīn (Q162p Tongeren)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
34560 |
vrouwelijke pauw |
pauwhen:
pou̯hin (Q162p Tongeren)
|
I-12
|
23362 |
vrouwenkant |
epistelkant:
wordt niet meer gezegd
épistelkaant (Q162p Tongeren)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwenkleren:
vrouwəklēr (Q162p Tongeren),
wijvenkleren:
waivəklɛžər (Q162p Tongeren)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18576 |
vrouwenondergoed |
lingerie:
lêêzjërie (Q162p Tongeren)
|
Vrouwenondergoed [ook: lingerie, linergie?] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
hemd:
himə (Q162p Tongeren),
vrouwenhemd:
vroͅwəhīmə (Q162p Tongeren),
vrouwluihemd:
vreͅuləhi.mə (Q162p Tongeren)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20467 |
vrouwziek |
heet:
hèit (Q162p Tongeren),
scherp:
sjerp (Q162p Tongeren),
vrouwengek:
vròuëgêk (Q162p Tongeren)
|
liefhebber van mooie vrouwen || vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
33681 |
vruchtbare grond |
goede grond:
gui̯ǝ grǫnt (Q162p Tongeren),
rijpe grond:
rai̯pǝ grǫnt (Q162p Tongeren)
|
Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt beïnvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30]
I-8
|
19498 |
vuilnisbak |
drekkist:
drêkkïs (Q162p Tongeren)
|
vuilnisbak
III-2-1
|