21906 |
wedstrijdduif |
belgische reisduif:
Opm. hier noteert invuller "duif", en niet "dauf"!
Belgische reisduif (Q162p Tongeren)
|
Hoe heet de duif of duivesoort die voor het spel gebruikt wordt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
wedevrouw:
deftig
wéddëvròu (Q162p Tongeren)
|
weduwe
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wedeman:
wéddëman (Q162p Tongeren),
wevenaar:
wévënêr (Q162p Tongeren)
|
weduwnaar
III-2-2
|
21973 |
weduwschapsspel |
los spelen:
los spelen (Q162p Tongeren),
weduwschap:
weduwschap (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
Bij gepaarde duiven, even voor het inkorven, wordt aan de in te korven duif de partner getoond (weduwschapspel)? [N 93 (1983)] || Hoe heet dit spel als de duivin thuis blijft? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22097 |
weduwschapsspel met doffer |
weduwnaarsschap:
weduwnaarschap (Q162p Tongeren)
|
Hoe heet dit spel als de duivin thuis blijft? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21974 |
weduwschapsspel met duivin |
weduwduivin:
weduwduivin (Q162p Tongeren)
|
Hoe heet dit spel als de doffer thuis blijft? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
29145 |
weefkamer |
weefkamer:
wēfkǭ.mǝr (Q162p Tongeren)
|
De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I]
II-7
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
grai(s) stuf (Q162p Tongeren),
stòf (Q162p Tongeren)
|
een grijze stof [ZND B1 (1940sq)] || Hoe noemt U: stof in het algemeen [N 62 (1973)]
III-1-3
|
21535 |
weegschaal |
waag:
ən wòx (Q162p Tongeren)
|
weegschaal [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
25579 |
weegtoestel |
balans:
bǝlans (Q162p Tongeren),
bascule:
basky.l (Q162p Tongeren),
baskøl (Q162p Tongeren)
|
Weegtoestel waarmee de gevulde zakken gewogen kunnen worden. Vroeger gebeurde dit met een balans, maar die werd al snel vervangen door de bascule omdat laatstgenoemde het voordeel had dat ze als tegengewicht slechts eentiende van de te wegen massa nodig had. Bij de balans daarentegen moesten de twee lasten gelijk zijn. [Coe 258; Coe 259; Coe 260; Grof 284; Grof 285]
II-3
|