e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zaak commerce (fr.): commersie doen  këmêrs dun (Tongeren) winkel drijven [N 102 (1998)] III-3-1
zaalrug zaalrug: zǫi̯lrøk (Tongeren) Zwak ingebogen of doorgezakte rug bij een paard, dat wellicht te vroeg werd ingespannen. [N 8, 12 en 90q] I-9
zacht winterweer open (weer): uopə (Tongeren) zacht winterweer [open, wak] [N 22 (1963)] III-4-4
zachtharige bezem keerborstel: kārboͅsəl (Tongeren), veger: vɛ̄gər (Tongeren) bezem, zachtharig, waarmee men binnenshuis stof bijeenveegt (veger) [N 20 (zj)] III-2-1
zadelmaker haammaker: hommɛkǝr (Tongeren), hoǝmmɛkǝr (Tongeren) Ambachtsman die zadels, paardetuig en ook ander leerwerk vervaardigt. [monogr.] II-10
zagen zegen: zē̜gǝ (Tongeren) In het algemeen werken met een zaag. Zie ook het lemma ɛzagerɛ.' [N 50, 88; N 53, 21a; monogr.] II-12
zagerij zegerij: zē̜gǝraj (Tongeren) In grotere timmermans- of meubelmakersbedrijven de afdeling waar het machinale zaagwerk wordt gedaan. [N 55, 178c; monogr.] II-12
zak in de onderrok maal: mōͅl (Tongeren) zak in de onderrok [rokketes, moederkenszak] [N 24 (1964)] III-1-3
zak in kledingstuk maal: maol (Tongeren), mo:l (Tongeren), môol (Tongeren, ... ), males: Brg.  mélës (Tongeren) een zak (in een broek enz.) [ZND B1 (1940sq)] || Hoe noemt U een van de zakken van een kledingstuk (tes, zak?)? [N 62 (1973)] || zak (in kledingstuk) || Zak in een kledingstuk [zak, tes, maal] [N 114 (2002)] || zak in kledingstuk III-1-3
zak op een schort maal: mōͅl (Tongeren), mòl (Tongeren) zak op een schort [pooier] [N 24 (1964)] III-1-3