26641 |
zak, pungel |
zak:
zak (Q162p Tongeren)
|
Een zak is de gewone verpakking voor graan. Het woordtype balle wordt gebruikt voor een grote, vierkante zak terwijl pungel wordt gebezigd voor een klein zakje. Een zak woog 100 kg, een balle 50 tot 75 kg en een pungeltje 5 tot 20 kg - Coenen, pag. 177. [Jan 257; Coe 243; Grof 274]
II-3
|
18186 |
zakdoek |
maalneusdoek:
mōͅlnøzduk (Q162p Tongeren),
[Klemtoon op eerste lettergreep]
monøsduk (Q162p Tongeren),
zld. môneusdoek, mônësdoek.
môolneusdoek (Q162p Tongeren),
maalplag:
mōͅlplak (Q162p Tongeren),
mo͂ͅplax (Q162p Tongeren),
môolplàg, môolplàk (Q162p Tongeren)
|
zakdoek || zakdoek (fr. mouchoir) [ZND B1 (1940sq)] || zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18783 |
zakdoek: pochette |
pochet (<fr.):
Et. Fr. pochette.
pësjèt (Q162p Tongeren)
|
(zijden) sierzakdoekje
III-1-3
|
20307 |
zakgeld |
maalgeld:
maolchélt (Q162p Tongeren),
maolgélt (Q162p Tongeren),
ps. omgespeld volgens Frings.
mōͅlxeͅlt (Q162p Tongeren),
ps. omgespeld volgens IPA.
mōͅlgeͅlt (Q162p Tongeren),
zondagsgeld:
ps. omgespeld volgens IPA.
sondəsgeͅlt (Q162p Tongeren)
|
zakgeld (traktement, pree?) [N 21 (1963)] || zakgeld [traktement, pree?] [N 21 (1963)]
III-2-2, III-3-1
|
26520 |
zakhaak |
haakje:
(mv)
hø̜̜kskǝs (Q162p Tongeren)
|
IJzeren haakje waarmee de te vullen meelzak wordt opengehouden. Om de zak op te hangen kunnen twee systemen gebruikt worden: a) de zak wordt met vier haakjes rondom de meelpijp bevestigd; b) de zak wordt aan één kant van de pijp aan twee haakjes vastgemaakt, terwijl hij aan de andere kant wordt opengehouden door een derde haakje dat verbonden is met een koord dat over een katrolletje loopt en waaraan een zakje zand of een ander tegengewicht hangt. Dit systeem heeft het voordeel dat de molenaar de kwaliteit van het meel tijdens het malen al kan controleren. In l 265 werd op deze wijze gewerkt. Zie ook afb. 83 en 84. De kram uit Q 77 was een stuk ijzer in de vorm van een hoek van 90ű, dat in het hout werd geslagen en waarin de zak kon worden gehangen. [N O, 24f; Vds 166; Jan 169; Coe 154; Grof 184]
II-3
|
18234 |
zakhorloge |
blinkdoos:
Humoristisch. De blink is het schoensmeer; het knopje aan het uurwerk doet denken aan het draaivleugeltje om de blinkdoos te openen.
blinkdoos (Q162p Tongeren),
maalhorloge:
Volgens Alfons Franssen, juweleer geweest, nu 82 jaar.
môôlhorloozjë (Q162p Tongeren),
raap:
rwòp (Q162p Tongeren),
[raap]
ruòp (Q162p Tongeren),
savonnet (<fr.):
[Van Dale (FN): savonnette toiletzeep]. Volgens Alfons Franssen, juweleer geweest, nu 82 jaar. Het zou Luikerwaals geweest zijn voor une savonette [sic], i.e. een zeepdoosje. Dus ook humoristisch bedoeld.
savvënet (Q162p Tongeren)
|
horloge derde klasse || Zakhorloge. Uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [uur, knol, raap] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
26644 |
zakkenwagentje |
stootwageltje:
stǫwtwǭ.gǝlkǝ (Q162p Tongeren),
zakwageltje:
zakwø̜̄.gǝlkǝ (Q162p Tongeren)
|
Handwagentje waarmee zakken in de molen verplaatst kunnen worden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [Jan 258; Coe 239; Grof 257]
II-3
|
19610 |
zaklamp |
pitslamp:
pitslamp (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
23226 |
zalig |
gelukzalig:
geleukzaôlig (Q162p Tongeren),
glùkzaolig (Q162p Tongeren),
zalig:
zaoleg (Q162p Tongeren)
|
Zalig, gelukzalig [zaalig, zaolig, zeelig]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24070 |
zaliger gedachtenis |
... zaliger:
zoileeger (Q162p Tongeren),
zoilliger (Q162p Tongeren)
|
Zaliger gedachtenis (vader/moeder/..). [N 96D (1989)]
III-3-3
|