e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zich haasten zich presseren (<fr.): zich prësièrrë (Tongeren), zich spoeden: os spoeə (Tongeren), zich spoeië (Tongeren) Zich haasten (zich haasten, zich spoeden, spujen) [N 108 (2001)] || Zich haasten. We moeten ons haasten om de bus te halen. [Lk 05 (1955)] III-1-2
zich inbeelden denken: ook materiaal znd 27, 39  dénke (Tongeren), zich figureren: cf. fr. (se)figurer)  zïch figgërièrë (Tongeren), zich inbeelden: zïch énbèildë (Tongeren) inbeelden [ZND 01 (1922)] || zich inbeelden || zich inbeelden, zich voorstellen III-1-4
zich kwaad maken chagrineren (<fr.): sjàggërnièrë (Tongeren), sjàgrënièrë (Tongeren) zich boos maken (uit bezorgdheid)! III-1-4
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor naar pastoor gaan: nuò pestoor góin (Tongeren), nwô pestoor gooin (Tongeren) Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)] III-3-3
zich moeilijk laten melken teeg: tex (Tongeren), tēx (Tongeren) Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71] I-11
zich niet lekker voelen er keps uitzien: tër keps autzin (Tongeren), iet mankeren: dó mánkièrt mich iet (Tongeren), iet mánkièrrë (Tongeren), niet wie het moet zijn: ni waj `t mòit zin (Tongeren) Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)] III-1-2
zich over de rug wentelen (zich) wentelen: wē.ntǝlǝ (Tongeren) Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69] I-9
zich rechtop houden en de krop laten opzwellen (baltsverschijnsel) proesen: prausen (Tongeren) Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: zich rechtop houden en de krop laten opzwellen? [N 93 (1983)] III-3-2
zich schamen zich generen: zïch zjënièrë (Tongeren), zich schamen: zich sjômë (Tongeren) zich generen || zich schamen III-1-4
zich verkleden iet anders aandoen: iet aandërs oindun (Tongeren), omkleden: zich ùmklèjjë (Tongeren) Zich verkleden [verkleden, omkleden, omtrekken, iets anders aandoen] [N 114 (2002)] III-1-3