18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
borstlijf:
boͅslaif (Q162p Tongeren),
cache-corset (fr.):
kaš kəRseͅt (Q162p Tongeren)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18248 |
borstspeld |
broche (fr.):
broͅš (Q162p Tongeren),
Et. Fr. broche.
bròsj (Q162p Tongeren),
clip (eng.):
klïp (Q162p Tongeren),
toespengel:
i.e. een toe speld (=veiligheidsspeld).
tau speŋəl (Q162p Tongeren)
|
sierspeld || sierspeld; vrouwendoekspeld, speld van schoenen || speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18323 |
borststuk van een schort |
boezem:
būzəm (Q162p Tongeren)
|
borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18528 |
borstzak(je) |
maaltje:
mølkə (Q162p Tongeren),
pochetmaaltje (<fr.):
pošetmøͅlkə (Q162p Tongeren)
|
pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33713 |
bos |
bos:
bos (Q162p Tongeren)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
33516 |
bos groente |
bussel:
beussel (Q162p Tongeren)
|
[ZND 22 (1936)]
I-7
|
24669 |
bosanemoon |
anemoon:
[Anemone hepatica]
annëmóon (Q162p Tongeren)
|
anemoon
III-4-3
|
33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (Q162p Tongeren),
kwispel:
kwispǝl (Q162p Tongeren),
struif:
strau̯f (Q162p Tongeren)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|
33771 |
bosje haren aan de bovenlip |
moustache (fr.):
mustaš (Q162p Tongeren)
|
Voelharen aan de bovenlip. [N 8, 24]
I-9
|
24131 |
bosrietzanger |
korenkeit:
kuwoͅtkēͅt (Q162p Tongeren),
koren hier wel "rogge", [Acrocephalus palustris)
kuò’nkêet (Q162p Tongeren)
|
bosrietzanger || bosrietzanger (12,5 verborgen levend in moeras, tegenwoordig ook veel in korenvelden; nestje hangt laag tussen onkruid; prachtige heldere zang, vaak in het donker [N 09 (1961)]
III-4-1
|