e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

Gevonden: 5750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de hort op de rits op: de rits op (Tongeren) Welke uitdrukking gebruikt men in Uw dialect voor: veel weg wijn, dikwijls niet thuis wezen? (Een dergelijke uitdrukkinng wordtt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaa [Lk 06 (1956)] III-3-1
de huid oprollen vel opeenrollen: vɛl ǫpē̜nrǫlǝ (Tongeren) Na het afhuiden wordt de runderhuid opgerold of opgevouwen. Van tevoren vouwt men de huid van de poten en de kop naar binnen. Soms zout men de huid om bederf te voorkomen. [N 28, 55] II-1
de kaarsen aansteken aandoen: de kasse ondun (Tongeren) De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarsen doven uitdoen: de kasse autdun (Tongeren) De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarten couperen heffen: I, II, III. Z.o. óndërstêkë, sjoeffëlë.  hùffë (Tongeren) Kaarten ondersteken, mengen. III-3-2
de kaarten schudden heffen: de koate goed heuffe (Tongeren), uitspraak als in boeuf  hèùffen (Tongeren), ondersteken: de kaote goet ondersteeke (Tongeren), I, II, III. Vgl. hùffë.  óndërstêkë (Tongeren), schoffelen: I, II, III. Syn. (2): óndërstêkë, sjùddë.  sjoeffëlë (Tongeren), schudden: I, II, III.  sjùddë (Tongeren), steken: de koöte goed stéke (Tongeren) 1. Schudden (ook van kaarten). || 2. Bij het kaartspel: kaarten schudden. || Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)] || Ondersteken: mengen van kaarten bij een kaartspel. III-3-2
de kaarten steken foetelen: fōētëlë (Tongeren) de kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken] [N 112 (2006)] III-3-2
de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen inbrengen: inbrengen van de klokken (Tongeren) de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen? [N 93 (1983)] III-3-2
de kruisweg bidden de kruisweg beden: de krajswèèg bèèje (Tongeren), de kruisweg doen: de krajswèèg dun (Tongeren), de kruisweg volgen: de krajswèèg vòlge (Tongeren) De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de laatste voor ploegen (de voor) toegooien: tau̯gōi̯ǝ (Tongeren), (de voor) toevaren: tau̯vǭrǝ (Tongeren) De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.] I-1