21420 |
de hort op |
de rits op:
de rits op (Q162p Tongeren)
|
Welke uitdrukking gebruikt men in Uw dialect voor: veel weg wijn, dikwijls niet thuis wezen? (Een dergelijke uitdrukkinng wordtt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaa [Lk 06 (1956)]
III-3-1
|
25401 |
de huid oprollen |
vel opeenrollen:
vɛl ǫpē̜nrǫlǝ (Q162p Tongeren)
|
Na het afhuiden wordt de runderhuid opgerold of opgevouwen. Van tevoren vouwt men de huid van de poten en de kop naar binnen. Soms zout men de huid om bederf te voorkomen. [N 28, 55]
II-1
|
23594 |
de kaarsen aansteken |
aandoen:
de kasse ondun (Q162p Tongeren)
|
De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23599 |
de kaarsen doven |
uitdoen:
de kasse autdun (Q162p Tongeren)
|
De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22389 |
de kaarten couperen |
heffen:
I, II, III. Z.o. óndërstêkë, sjoeffëlë.
hùffë (Q162p Tongeren)
|
Kaarten ondersteken, mengen.
III-3-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
heffen:
de koate goed heuffe (Q162p Tongeren),
uitspraak als in boeuf
hèùffen (Q162p Tongeren),
ondersteken:
de kaote goet ondersteeke (Q162p Tongeren),
I, II, III. Vgl. hùffë.
óndërstêkë (Q162p Tongeren),
schoffelen:
I, II, III. Syn. (2): óndërstêkë, sjùddë.
sjoeffëlë (Q162p Tongeren),
schudden:
I, II, III.
sjùddë (Q162p Tongeren),
steken:
de koöte goed stéke (Q162p Tongeren)
|
1. Schudden (ook van kaarten). || 2. Bij het kaartspel: kaarten schudden. || Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)] || Ondersteken: mengen van kaarten bij een kaartspel.
III-3-2
|
22388 |
de kaarten steken |
foetelen:
fōētëlë (Q162p Tongeren)
|
de kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22134 |
de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen |
inbrengen:
inbrengen van de klokken (Q162p Tongeren)
|
de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23687 |
de kruisweg bidden |
de kruisweg beden:
de krajswèèg bèèje (Q162p Tongeren),
de kruisweg doen:
de krajswèèg dun (Q162p Tongeren),
de kruisweg volgen:
de krajswèèg vòlge (Q162p Tongeren)
|
De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32732 |
de laatste voor ploegen |
(de voor) toegooien:
tau̯gōi̯ǝ (Q162p Tongeren),
(de voor) toevaren:
tau̯vǭrǝ (Q162p Tongeren)
|
De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.]
I-1
|