19396 |
deken |
deken:
den dêke (Q162p Tongeren),
deͅkə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
dɛka (Q162p Tongeren),
ne dêeken (Q162p Tongeren),
om te dekken
dèkkë (Q162p Tongeren),
sarge:
sjô’zjë (Q162p Tongeren),
Fr. serge
sô’zjë (Q162p Tongeren)
|
deken [ZND A1 (1940sq)] || Een deken, een geestelijke die belast is met het toezicht over enige parochies [däken]. [N 96D (1989)]
III-2-1, III-3-3
|
24076 |
dekenaat |
dekenaat (<fr.):
e dékkenaot (Q162p Tongeren),
dekenij:
de dêkenaai (Q162p Tongeren)
|
Een dekenaat. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24407 |
dekken |
dekken:
dękǝ (Q162p Tongeren),
rijden:
rai̯ǝ (Q162p Tongeren),
rē̜ǝ (Q162p Tongeren),
springen:
spreŋǝ (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren,
Q162p Tongeren)
|
Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b]
I-11, I-12
|
19704 |
deksel |
deksel:
deͅksəl (Q162p Tongeren),
dèksəl (Q162p Tongeren),
op bv. doos of ketel Ook van metalen gierton
dèksël (Q162p Tongeren)
|
deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)]
III-2-1
|
32618 |
deksel van de metalen gierton |
deksel:
dęksǝl (Q162p Tongeren),
zeikstuk:
zē̜i̯kst˱ø̜k (Q162p Tongeren)
|
De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.]
I-1
|
20420 |
deksel van een doodskist |
deksel:
dèksël (Q162p Tongeren)
|
het deksel van een doodskist [scheel, roef] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
33992 |
dekzeil |
bâche:
baš (Q162p Tongeren)
|
Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b]
I-10
|
33916 |
dempig |
dempig:
dɛ.mpex (Q162p Tongeren)
|
Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6]
I-9
|
22116 |
denkbeeldige lijn tussen hok en losplaats |
afstand:
afstand (Q162p Tongeren),
vogelvlucht:
vogelvlucht (Q162p Tongeren)
|
Hoe zegt men: de denkbeeldige lijn tussen hok en losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22244 |
denkbeeldige lijn tussen hok en losplaats add. |
straal:
(toegift).
straal (Q162p Tongeren)
|
afstand waarbinnen de liefhebbers op een bepaald spel mogen meespelen [N 93 (1983)]
III-3-2
|