e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dwarsbalkjes, egscheien scheien: šęi̯ǝ (Tungelroy) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2
dwarsbeuk kruis: kruus (Tungelroy) Het dwarsschip, de dwarsbeuk van een kruiskerk [transept?]. [N 96A (1989)] III-3-3
dwarsdrijver warserik: waeserik (Tungelroy), warskop: waerskop (Tungelroy, ... ), wéérskop (Tungelroy) dwarskop || dwarskop, dwarsligger || iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)] III-1-4
dwarsstuk van de t-vormige hoeve kruk: krøk (Tungelroy) Bedoeld is het bouwdeel waarin zich het woongedeelte bevindt; dit kan eventueel ook het woongedeelte van de L-vormige bouw zijn. Zie de toelichting bij het lemma "L-vormige hoeve" (1.2.2). Vergelijk ook kaart 4 en afbeelding 4. [N 4A, 2d] I-6
dwaze streek stommiteit: stŏmiteit (Tungelroy) een dwaze streek [woei] [N 85 (1981)] III-1-4
dwaze, onbezonnen daad stomme trek: stommetrèk (Tungelroy) een dwaze onbezonnen daad [akt, actie, kapsie] [N 85 (1981)] III-1-4
dweil dweil: dweͅi̯l (Tungelroy) grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)] III-2-1
dweilen dweilen: dweͅi̯lə (Tungelroy) stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
dwingen dwingen: dwing (Tungelroy), dwinge (Tungelroy) het iemand onmogelijk maken anders dan op een bepaalde wijze te handelen [dwingen, nopen] [N 85 (1981)] III-1-4
eau de cologne eau de cologne (fr.): ode kolōnj (Tungelroy), onjeklonj (Tungelroy) reukwater, eau de cologne [lodderijn] [N 86 (1981)] III-1-3