e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flauwvallen flauwvallen: flauw valle (Tungelroy, ... ), flouw valle (Tungelroy), flouwvalle (Tungelroy), he veel flouw (Tungelroy), in zwijm vallen: in zwiem vallen (Tungelroy), om zijn sus gaan: om zunne sus goan (Tungelroy), van de gard gaan: he ging van e gaerd (Tungelroy), van `r gaerd goan (Tungelroy), van zijn eigen gaan: van z`n eige goan (Tungelroy), van zijn stokje af gaan: van ziej stekske aafgoan (Tungelroy), van zijn stokje vallen: veel van ziej stekske (Tungelroy), van zijn sus af gaan: van sunne sus aaf goan (Tungelroy) het bewustzijn verliezen [DC 60 (1985)] || Wilt u het volgende zinnetje aanvullen: hij kreeg zon harde klap, hij viel ... neer. (buiten bewustzijn) [DC 60 (1985)] || zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)] III-1-2
flensje koekje: keukske (Tungelroy) flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)] III-2-3
flets flets: flets (Tungelroy, ... ), pips: pips (Tungelroy) Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)] III-1-2
flink; flinke persoon flink: flink (Tungelroy, ... ) flink: U loopt nog - voor iemand van uw leeftijd [DC 39 (1965)] || geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)] III-1-4
fluim fluim: fluum (Tungelroy), groene, een -: ne greune (Tungelroy), unne greune (Tungelroy), klark: klarrek (Tungelroy), klork: klorrek (Tungelroy) fluim || fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)] III-1-2
fluimen uitspuwen klarken: klarke (Tungelroy) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
fluisteren fluisteren: fluustere (Tungelroy) fluisteren [DC 16 (1948)] III-3-1
fluitekruid fluitebloem: -  fluitebloom (Tungelroy) fluitekruid [DC 60a (1985)] III-4-3
fluweel, velours velours: flūr (Tungelroy) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fokmerrie fokmeer: fǫkmē̜r (Tungelroy) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.] I-9