e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gele plomp gele dodde: -  géél dodde (Tungelroy), gele waterbloem: géél waterbloom (Tungelroy) gele plomp [DC 60a (1985)] || Gele plomp (nuphar luteum). Waterplant; de bladeren zijn eivormig met een hartvormige voet, ze zijn drijvend met lange driekantige stelen; de bloemen hebben talrijke kroonblaadjes en 5 gele kelkbladeren. Bloeitijd in mei tot augustus. Te vinden in plassen [N 92 (1982)] III-4-3
gele voederwortel pruisische moren: prǫi̯sǝ murǝ (Tungelroy) Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.] I-5
gelezen mis leesmis: laesmes (Tungelroy), stille mis: stil mes (Tungelroy) Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gelijken (op) gebikken: (gebikdje-gebiktj). Vb. - det gebiktj er neet op! (dat lijkt er niet op, lijkt nergens naar!).  gebikke (Tungelroy), lijken: lieke (Tungelroy, ... ), (leek-geleeke).  liêke (Tungelroy), stalen: (staaldje-gestaaldj (op). Vb. - det staaltj nerreges nao! (dat is geen werk!). - det staaltj er neet op! (dat lijkt er niet op, lijkt nergens naar!). - det trèktj op geinen orregel! (dat lijkt er niet op, lijkt nergens naar!).  staale (Tungelroy), trekken: trekke (Tungelroy), (trocht-getrochtj). Vb. hè trèktj auch op zie vaader! (hij lijkt ook op zn vader!).  trèkke (Tungelroy), uiterlijk: uuterlik (Tungelroy) aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)] || lijken op III-4-4
gelijkspelen aan zijn ellen komen: aan zien elle kome (Tungelroy), zaadje: zø͂ͅdjə (Tungelroy) Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] III-3-2
gelofte gelofte: gelofte (Tungelroy) Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloof geloof: geluif (Tungelroy) Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloofd zij jezus christus christelijke groet: kristeluke groet (Tungelroy), geloofd zij: geloofd zij (Tungelroy) De Christelijke groet, uitgesproken op niet-liturgiosche bijeenkomsten ["Geloofd zij Jezus Christus...in alle eeuwigheid. Amen"]. [N 96B (1989)] III-3-3
geloven geloven: gluive (Tungelroy) Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)] III-3-3
geluid van de patrijs kieren: kiere (Tungelroy) het geluid van de patrijs (kierewieten) [N 83 (1981)] III-4-1