25591 |
gereedschap waarmee men invet |
lapje:
lapje (L318b Tungelroy)
|
De borstel, lap, vod enz. waarmee olie, vet, boter enz. op bakblik, bakplaat e.d. worden aangebracht. [N 29, 38b]
II-1
|
31747 |
gereedschapskist, gereedschapszak |
getuigbak:
gǝtȳx˱bak (L318b Tungelroy),
getuigkist:
gǝtȳxkęst (L318b Tungelroy)
|
De kist of zak waarin het gereedschap wordt opgeborgen als de timmerman op karwei gaat, bijvoorbeeld om een kapconstructie te plaatsen. [N 55, 179b; monogr.]
II-12
|
25066 |
gering aantal, een paar |
enkele:
eenkele (L318b Tungelroy),
paar:
paar (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
(pèèrke-paare).
paar (L318b Tungelroy),
stel:
(stèèlke-stèèl).
stèèl (L318b Tungelroy)
|
een gering aantal [paar] [N 91 (1982)] || paar, stel van twee
III-4-4
|
34240 |
geronnen melk |
zure melk:
zōr mɛlk (L318b Tungelroy)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
20912 |
gerookt spek |
gerookt spek:
geruiktj spek (L318b Tungelroy)
|
spek dat gerookt is [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
20583 |
gerookte paling |
paling:
paoling (L318b Tungelroy)
|
panpaling; Hoe noemt U: Een gerookte panpaling [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18312 |
geruite jurk |
geruit kleed:
geroetj kleid (L318b Tungelroy),
geruiterd kleed:
geroetutj kleid (L318b Tungelroy),
ruitjeskleed:
ruutjeskleid (L318b Tungelroy)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21893 |
geschenk |
cadeau (fr.):
kedo (L318b Tungelroy),
geschenk:
gesjink (L318b Tungelroy)
|
dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29829 |
geschifte steen |
schaal:
šāl (L318b Tungelroy)
|
Metselsteen die op zijn smalle kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie ook afb. 29. [N 31, 19e; monogr.]
II-8
|
24154 |
geschreeuw van leeuweriken |
fluiten:
fluite (L318b Tungelroy)
|
het geschreeuw van leeuweriken (kreeuwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|