e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gespreid dak spreiddak: sprɛjdāk (Tungelroy) Strooien dak waarbij de schoven van alle deklagen met de boveneinden naar beneden zijn gericht. [N F, 46b] II-9
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen densleger: dęnslē̜ ̞gǝr (Tungelroy), denstamp: denstamp (Tungelroy) De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b] I-6
gesteven voorstuk van een overhemd borst: bórst (Tungelroy), plastron (fr.): plastron (Tungelroy) voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)] III-1-3
gestichte mis stichting: stichting (Tungelroy) Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)] III-3-3
gestreepte broek streepboks: streep boks (Tungelroy), strepen boks: Van Dale: II. strepen (bn.), <gew.> van gestreepte stof: een strepen rok.  strepe bóks (Tungelroy) broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)] III-1-3
getalzijde van een geldstuk kont: kontj (Tungelroy), munt: muntj (Tungelroy, ... ) De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)] III-3-2
getob; tobben gesukkel: gesukkel (Tungelroy, ... ) het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)] III-1-4
getuige getuige: getuuge (Tungelroy, ... ) de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] || getuige || iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)] III-2-2, III-3-1
getuige zijn bronken: broonke (Tungelroy), getuigen: getuuge (Tungelroy, ... ) getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)] || getuigen III-2-2
getuigenis getuigenis: getuugenis (Tungelroy, ... ) de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)] III-3-1