| 21606 |
halve-centstuk |
oortje:
eurtje (L318b Tungelroy),
örtje (L318b Tungelroy)
|
halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 20820 |
ham, hesp |
schonk:
sjònk (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
rauwe of gerookte ham || rauwe of gerookte ham, (werd destijds alleen oop feestdagen en gedurende de oogst gegeten)
III-2-3
|
| 23461 |
hamer van de klepklok |
hamer:
hamer (L318b Tungelroy)
|
De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 17659 |
hand |
hand:
hândj (L318b Tungelroy)
|
hand
III-1-1
|
| 29935 |
handbeschermer |
gummi vingerlap:
gømi veŋǝrlap (L318b Tungelroy
[(meervoud: veŋǝrlɛp)]
)
|
Rubber of leren kapje dat men aan de handen schuift om vingers en handpalm te beschermen bij het dragen van stenen. De woordtypen 'handschoe' en 'want' duiden waarschijnlijk een handschoenachtige bescherming aan die de hele hand bedekt. Zie ook het lemma 'handbeschermers' in het Woordenboek van de Limburgse Dialecten II.8, pag. 59. Over de term handlap merkt Van Houcke (pag. 133) op: ...Is een klein stuk leder met eene of meer dubbele kerven. De kerven vormen als 't ware ringen, waarin de metselaar de vingeren steekt om de hand tegen het slijten door den steen, en voornamelijk door natgemaakten steen, veroorzaakt, te vrijwaren.ø̄ [N 30, 6a; N 30, 6b; monogr.]
II-9
|
| 21731 |
handboei |
kluister:
Van Dale: kluister, 1. boei; -2. soort van boei aan een der voeten aangelegd om een paard of rund in zijjn bewegingen te belemmeren; -3. (gew.) (hang)slot.
kloesters (L318b Tungelroy)
|
de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 33305 |
handcultivator |
handcultivator:
hantjkęlvātǝr (L318b Tungelroy)
|
Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.]
I-5
|
| 19691 |
handdoek |
handdoek:
hantj˂dōk (L318b Tungelroy)
|
handdoek
III-2-1
|
| 21849 |
handel |
handel:
hanjel (L318b Tungelroy)
|
het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 21496 |
handelen |
handelen:
hanjele (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|