24700 |
kastanjedop |
doof:
daûf (L318b Tungelroy)
|
leeg ve dop, kastanje, enz.
III-4-3
|
19505 |
kastplank |
schap:
šāp (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
plank in een kast [DC 16 (1948)], [DC 44 (1969)]
III-2-1
|
19826 |
kat |
kat:
kat (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
poes:
poes (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] || kat || poes
III-2-1
|
22311 |
katapult |
kattenprul:
katteprul (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)]
III-3-2
|
33453 |
kattegat |
kattegat:
katǝgāt (L318b Tungelroy)
|
Een al dan niet afgeschermde opening onder in de schuurpoort die katten in staat stelt om de schuur in te gaan om muizen en ratten te vangen. Blijkbaar wordt deze opening ook door kippen gebruikt. [N 4A, 42i; monogr.]
I-6
|
24786 |
kattekruid |
kattekruid:
kattekroed (L318b Tungelroy),
-
katte kroed (L318b Tungelroy)
|
Kattekruid (nepeta cataria 40 tot 100 cm grote plant. De stengels staan rechtop en zijn dicht behaard; de bladeren zijn eivormig spits, de bladrand is gekarteld of getand; de bloemen staan in lange trossen aan het eind van de stengel en in gesteelde zij [N 92 (1982)] || wild kattekruid [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
24662 |
kattenstaart |
kattenstaart:
katte stert (L318b Tungelroy),
-
kattestert (L318b Tungelroy)
|
kattestaart [DC 60a (1985)] || Kattestaart (lythrum salicaria 50 tot 150 cm grote plant. De stengels staan rechtop, zijn kantig en zijn meer of minder behaard; de bladeren zijn tegenoverstaand of in kransen en lancetvormig. De bloemen groeien in lange aren, zijn 6-tallig en purperroo [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20076 |
kattenstaartamarant |
kattenstaart:
kattestert (L318b Tungelroy),
-
katte stert (L318b Tungelroy),
kattestert (L318b Tungelroy)
|
kattestaart amarant [DC 60a (1985)] || Kattestaart amarant (amaranthus caudatus). Bloemen in lange, donkerrode of gele, later sierlijk overhangende aren. De bladeren zijn smal eivormig en spits (kattestaart, lammestaart, vossestaart, hazeklauw). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
24179 |
kauw |
kauw:
kauw (L318b Tungelroy),
kouw (L318b Tungelroy),
kauwtje:
kauwke (L318b Tungelroy),
kouwke (L318b Tungelroy)
|
Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kauw || kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20488 |
kauwen |
bijten:
biēte (L318b Tungelroy),
kauwen:
kauwe (L318b Tungelroy),
knauwelen:
knauwele (L318b Tungelroy)
|
kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|