23063 |
kegelbal |
kegelbal:
keegelbâl (L318b Tungelroy)
|
Kegelbal.
III-3-2
|
22418 |
kegelen |
kegelen:
keegele (L318b Tungelroy),
kegele (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)] || Kegelen.
III-3-2
|
20054 |
keizerskroon |
paasbloem:
Paosbloom (L318b Tungelroy)
|
Keizerskroon (fritillaria imperialis). De stengel draagt aan zijn top een krans van hangende bloemen, daarboven steekt een kuif van groene bladeren uit. De stengel is onderaan niet - en bovenaan dicht bebladerd; de bloemen zijn geel of oranjerood, bloemde [N 92 (1982)]
III-2-1
|
19664 |
kelder |
kelder:
kɛ.ldər (L318b Tungelroy)
|
kelder
III-2-1
|
23293 |
kelk |
kelk:
kelk (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || De kelk, de misbeker [kelk, kelch, mèskelk?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23545 |
kelkdoekje |
kelkdoekje:
kelkdeukske (L318b Tungelroy)
|
Het kelkdoekje [kelkduukske, -deukske, kelchduchsje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23546 |
kelklepeltje |
lepeltje:
lepelke (L318b Tungelroy)
|
Het kelklepeltje. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19053 |
kennen |
kennen:
kinne (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
kennen || kennen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
28769 |
keper |
keper:
kē̜pǝr (L318b Tungelroy)
|
Elk van de balkjes van ongeveer 5 x 7 cm dikte, die op 50 cm afstand van elkaar verticaal over de gordingen worden gespijkerd. Zie ook afb. 49o. [N 54, 175; monogr.; div.]
II-9
|
29111 |
keren |
draaien:
drɛ̄ ̝i̯ǝ (L318b Tungelroy)
|
Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.]
I-1
|