20840 |
koffie zetten |
koffie opschudden:
de koffie opsjödde (L318b Tungelroy),
opschudden:
opsjödde (L318b Tungelroy)
|
de koffie opgieten, ook wel zetten || opgieten van koffie, opscheppen van eten
III-2-3
|
20588 |
koffiedik |
koffiedras:
koffiedras (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy)
|
koffiedik [DC 47 (1972)]
III-2-3
|
19515 |
koffiepot |
koffiekan:
koffiekan (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19592 |
koffiezeef, koffiefilter |
koffiezeef:
koffiezeef (L318b Tungelroy)
|
zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25367 |
kogel |
kogel:
kōgǝl (L318b Tungelroy),
patroon:
patrun (L318b Tungelroy)
|
Bedoeld is de kogel die met behulp van het ouderwetse schietapparaat wordt afgeschoten. De respondent van L 413 merkt op dat die enkel voor runderen wordt gebruikt, Zie ook de toelichting bij het lemma ''schietmasker''. [N 28, 5c; monogr.]
II-1
|
20787 |
koken (intr.) |
broddelen:
bròddele (L318b Tungelroy),
koken:
koke (L318b Tungelroy)
|
koken [DC 03 (1934)] || zieden, koken dat er blaasjes op b.v. de melk verschijnen
III-2-3
|
20800 |
koken (tr.) |
koken:
koôke (L318b Tungelroy)
|
koken
III-2-3
|
24189 |
kokmeeuw |
meeuw:
mĭĕuw (L318b Tungelroy)
|
kokmeeuw (38 zeer bekend; witte vogel met s zomers bruinzwarte kop; in grote troepen op en rond allerlei water; in de stad ook daarvandaan; schreeuwerige vogel; vooral in de grote broedkolonies; aan Schelde en Maas komen nog meer, meest grotere soorten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34109 |
kol |
kol:
kǫl (L318b Tungelroy)
|
Witte vlek op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 135b]
I-11
|
33888 |
kolder |
kolder:
kǭldǝr (L318b Tungelroy)
|
Kolder (< lat. cholera) is een slepende, ongeneeslijke hersenaandoening, die aanleiding geeft tot stoornissen in de beweging en de bloedsomloop. De uiterlijke verschijnselen zijn: onhandelbaarheid, niet willen werken, een sufferig uiterlijk, het hoofd laag houden en de oren laten hangen, evenals een waggelende gang. Deze vorm van aandoening wordt stille kolder genoemd. Bij verergering van de ziekte wordt het paard wild, draait in het rond en slaat op hol. Dan spreekt men van razende kolder. [A 48A, 37; N 8, 90p; monogr.]
I-9
|