19668 |
lade |
lade:
lāi̯ (L318b Tungelroy),
tafellade:
tōͅfəllāi̯ (L318b Tungelroy)
|
lade || tafella [DC 53a (1978)]
III-2-1
|
27367 |
laden |
laden:
lāi̯ǝ (L318b Tungelroy)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
lage schoen:
lieg sjōōn (L318b Tungelroy),
lieëg sjoon (L318b Tungelroy),
lage schoenen
lieëgsjoon (L318b Tungelroy)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)] || Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
32447 |
lage klomp |
klomp:
[klomp] (L318b Tungelroy),
lage klomp:
līǝgǝ [klomp] (L318b Tungelroy)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
klomp:
klomp (L318b Tungelroy),
lage klomp:
liege kloomp (L318b Tungelroy)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33702 |
lage, natte plekken in moeras |
zomp:
zōmp (L318b Tungelroy),
zonk:
zøŋk (L318b Tungelroy)
|
De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b]
I-8
|
33680 |
lage, natte zandgrond |
zure:
zōrǝ (L318b Tungelroy),
zure grond:
zūrǝ gronjtj (L318b Tungelroy)
|
[N 27, 35; R 3, 5]
I-8
|
30067 |
lagenmaat |
lagen:
lǭgǝ (L318b Tungelroy),
lagenmaat:
lǭgǝmǭt (L318b Tungelroy)
|
De dikte van één baksteen plus één lintvoeg. Zie ook afb. 28 en 41. [N 31, 8a; N 31, 7c; monogr.]
II-9
|
30068 |
lagenverdeellat |
maatlat:
mǭtlat (L318b Tungelroy),
verdeellat:
vǝrdęjllat (L318b Tungelroy)
|
Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder de dikte van één baksteen plus één voeg groot zijn. De lagenverdeellat heeft doorgaans een lengte van 1,10 m en wordt door de metselaar tegen de profielen gehouden om de laagverdeling daarop te kunnen aftekenen. Deze werkzaamheden werden in Q 3 'voegen aftekenen' ('vugǝ ǭftēkǝnǝ') en in L 414 'aftekenen' ('āftīkǝnǝ') genoemd. Zie ook afb. 28. [N 31, 8a; N 31, 8b; N 31, 7c; monogr.; div.]
II-9
|
18351 |
lakschoen |
lakschoen:
laksjoon (L318b Tungelroy),
laksjōōn (L318b Tungelroy)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|