e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meerderjarig meerderjarig: mieërderjoarig (Tungelroy), mondig: mundjig (Tungelroy), munjig (Tungelroy) meerderjarig || meerderjarig; de leeftijd bereikt hebbend dat men in rechten zelfstandig kan optreden [meerderjarig, mondig] [N 86 (1981)] III-2-2
meerstemmige mis meerstemmig: mierstemmig (Tungelroy) Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)] III-3-3
meester meester: meister (Tungelroy) onderwijzer; Hoe werd voor de 2e Wereldoorlog een onderwijzer van de lagere school genoemd? [DC 48 (1973)] III-3-1
meetje steken centje steken: centje staeke (Tungelroy), schraampje springen: sjrieëmke springe (Tungelroy), schraampje steken: sjrieëmke stèèke (Tungelroy), streepje steken: strēpkə stɛ̄kə (Tungelroy) Het spel waarbij men centen werpt in een bepaald vak [meetje steken, mitjezzen, flikken]. [N 88 (1982)] || Kinderspel, waarbij getracht wordt een muntje op een krijtstreep te gooien. III-3-2
meeuw algemeen meeuw: mieëw (Tungelroy) meeuw III-4-1
meevaller bijval: bieval (Tungelroy) een voordeel dat bij toeval verkregen wordt [trek, roef, roefel, brentje, hasard, bijval] [N 89 (1982)] III-3-1
mei mei: de mei (Tungelroy), mei (Tungelroy) De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)] III-3-2
meiboom mei: de mei zette (Tungelroy), męj (Tungelroy) De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)] || Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.] II-9, III-3-2
meidoorn doornheg: deûr(e)hègk (Tungelroy), -  deurhèk (Tungelroy), meidoorn: meijdoôre (Tungelroy) meidoorn [DC 13 (1945)] || meidoornhaag III-4-3
meikever meikever: meijkèèver (Tungelroy), meikèver (Tungelroy), meikéver (Tungelroy), WLD  meikaever (Tungelroy), mulder: mölder (Tungelroy), schoenmaker: sjoemèèker (Tungelroy) Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever || meikever, algemeen [DC 18 (1950)] || meikever, soort III-4-2