e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moederkruid knoopjes: knuipkes (Tungelroy) Moederkruid (chrysanthenum parthenium). Overblijvende plant. De stengel is ongeveer 45 cm hoog. de bladeren zijn geveerd; veelbladhoofdjes. De plant heeft een onaangename geur (mater, hemdsknopje). [N 92 (1982)] III-4-3
moederplant (saxifraga stolonifera meerb.) moederplantje: -  mooderplentje (Tungelroy, ... ), moederskind: mooderskindj (Tungelroy) Moederplant (saxifraga sarmentosa). De plant heeft grote ronde bladeren en wijdvertakte trossen van fijne witte bloempjes met rode puntjes, twee van de bloemblaadjes zijn soms langer dan de overige. Volgens onze grootmoeders zo geheten, omdat de uitlopers [N 92 (1982)] || moederplant (Saxifraga stolonifera Meerb.) [DC 60a (1985)] III-2-1
moedervlek moedervlek: modervlek (Tungelroy), moodervlek (Tungelroy), muizenkont: (meestal met haren)  moezekoontj (Tungelroy) Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedermaal, peperkoor, pepervlek). [N 84 (1981)] III-1-1
moedig (zijn) kloek: klook (Tungelroy), moedig: moedig (Tungelroy) kloek, moedig || moed hebbend, onbevreesd [durvig, moedig] [N 85 (1981)] III-1-4
moeilijk vooruitkomen stachelen: stachele (Tungelroy), B.v. maak dig vroet lik ste dao te stachele.  stachele (Tungelroy), ziegen: sīēge (Tungelroy) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)] III-1-2
moeite moeite: moote (Tungelroy, ... ) moeite || moeite; hij geeft zich moeite [DC 03 (1934)] III-1-4
moeras moer: mūr (Tungelroy), ven: ven (Tungelroy) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moerasspirea waterbloem: waterbloom (Tungelroy) Moerasspirea (spireae (filipendula) ulmaria 50 tot 120 cm groot. De bladeren zijn geveerd met grote 3-delige eindlob, de steunbladeren zijn groot, aan de onderkant vaak witviltig; de bloemen groeien in grote, dichte trossen, 5-tallig, geelacht wit van k [N 92 (1982)] III-4-3
moestuinx hof: hoof (Tungelroy), hōf (Tungelroy), moeshof: mōs(h)ōf (Tungelroy) [DC 03 (1934)] [N 05A (1964)]Hoe noemt u: het stuk grond waarop groenten worden gekweekt (hof, moeshof, potagehof, lochting) [N 71 (1975)] I-7
moeten moeten: motte (Tungelroy) moeten (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4