e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

Gevonden: 6382
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
betonfundament schuins: šȳns (Tungelroy) Taps toelopend fundament, vervaardigd van stampbeton. Deze betonsoort wordt laagsgewijs in een bekisting aangebracht en met een stamper verdicht. Zie ook afb. 25b. [N 31, 2b] II-9
betonhouw krabber: krębǝr (Tungelroy) Riek waarvan de twee tanden loodrecht op de steel staan. Het werktuig wordt gebruikt bij het maken van beton om de verschillende bestanddelen dooreen te mengen. Zie ook afb. 24. [N 30, 49; monogr.] II-9
betonijzer betonijzer: [beton]īzǝr (Tungelroy), vlechtwerk: vlɛxwɛrǝk (Tungelroy) Metalen staven die in het beton worden aangebracht. Beton dat op deze wijze is versterkt, kan beter de erop uitgeoefende buig- en trekspanningen opnemen. De afzonderlijke staven van betonijzer noemde men in Q 83 'ijzers' ('ęjzǝrs'). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 51b] II-9
betonmolen betonmolen: [beton]mø̄lǝ (Tungelroy) Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.] II-9
betonzand betongrind: bǝtǫngrent (Tungelroy), betonkiezel: bǝtonkēzǝl (Tungelroy  [(meervoud: bǝtonkēzǝlǝ)]  ), kiezel: kēzǝl (Tungelroy) Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48] II-9
betrappen attraperen (<fr.): attrappere (Tungelroy), traperen (<fr.): trappere (Tungelroy) een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)] III-3-1
betrekken (lucht) berouwen: berouwe (Tungelroy), dringen: dringe (Tungelroy), overlopen: (euverleep-euverlaupe). Vb. de locht euverluiptj (het betrekt...).  euverlaúpe (Tungelroy), overtrekken: de locht euvertréktj (Tungelroy), zich gaan overtrekken: de locht geit zich toetrékke (Tungelroy), zich toetrekken: de locht trèktj zich toe (Tungelroy) betrekken van de lucht || dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)] III-4-4
betten van een wonde baden: beije (Tungelroy), betten: bette (Tungelroy), lessen: lesse (Tungelroy), lésse (Tungelroy) lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)] III-1-2
beugelbaan beugelbaan: beugelbaan (Tungelroy) Beugelbaan, met lemen vloer van ca. 10 x 5 m, omgeven door ca. 80 cm hoge houten schutting. III-3-2
beugelbaan add. schermen (mv.): sjerreme (Tungelroy) Pinaken schutting om de beugelbaan. III-3-2