e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rongogen klammen: klamǝ (Tungelroy) Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr] I-13
roodbont paard koepaard: kuu̯pē̜rt (Tungelroy) Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g] I-9
roodbonte koe van het donkerrode type bont (bijvgl. nmw.): bōntj (Tungelroy), roodbonte: rutbǫntjǝ (Tungelroy) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a] I-11
roodbonte koe van het oranjerode type bonte: bōntj (Tungelroy), roodbonte: rutbǫntjǝ (Tungelroy) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b] I-11
roodborstje roodborstje: rŏĕdborstje (Tungelroy), rôêtbòrstje (Tungelroy), rôêtbösje (Tungelroy), wijntappertje: soms ook: tapuit  wientepperke (Tungelroy) roodborst || roodborst (14 bekend genoeg vanwege de rode borst [N 09 (1961)] III-4-1
roodborsttapuit tapuit: tappuut (Tungelroy, ... ) roodborsttapuit || roodborsttapuit (12,5 rode borst; zomervogel; overal op het veld waar het wat ruig is; zit meestal op paaltje of draad; verborgen nest in greppel; roep [fiet-krt-krt] [N 09 (1961)] III-4-1
roodvonk roodvonk: rōēdvonk (Tungelroy), rōētvoonk (Tungelroy) Roodvonk: epidemische, zeer besmettelijke ziekte waarbij het lichaam overdekt wordt met rode vlekken (roodjong, plan, St. Antonisvuur). [N 84 (1981)] III-1-2
roof(je) (korst op een wonde) roof(je): reufke (Tungelroy), schil: sjoâl (Tungelroy) Een roofje (korstje) op een wond. [DC 14 (1946)] || korstje op wond [roof] III-1-2
roofvogel, algemeen roofvogel: raufvoôgel (Tungelroy), roufvogel (Tungelroy) een roofvogel (klamper) [N 83 (1981)] || roofvogel III-4-1
rooien goed maken: gōt mākǝ (Tungelroy), rooien: rōjǝ (Tungelroy), uitdoen: ūtdōn (Tungelroy), uitsteken: ūtstē̜kǝ (Tungelroy) Een stuk grond ontdoen van bomen, boomstronken, wortels en struikgewas. Een object als struiken, stronken, bomen, puisten is niet gedocumenteerd. [N 27, 6; N 27, 8b; R 3, 1; monogr.] I-8