e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrobbezem schrobber: sjrubber (Tungelroy, ... ) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] III-2-1
schrobzaag, sleutelgatzaag schrobzeeg: šrǫp˲zɛ̄x (Tungelroy), stootzeegje: stuǝt˲zɛ̄xskǝ (Tungelroy) Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330] II-12
schroeien aanborren: aanborre (Tungelroy), aan de onderkant  aanborre (Tungelroy), verschroeien: versjruje (Tungelroy) Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)] III-2-1
schroeven schroeven: šrūvǝ (Tungelroy) Iets met schroeven bevestigen. [N 53, 153a; monogr.] II-12
schroevendraaier schroevendraaier: šrū.vǝndrɛjǝr (Tungelroy) Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.] II-12
schrokken schransen: sjranse (Tungelroy), slokken: slŏke (Tungelroy) schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)] III-2-3
schub schub: sjub (Tungelroy), sjöbbe (Tungelroy), WLD  sjubbe (Tungelroy) Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)] || schub III-4-2
schuchter bescheiden: besjeije (Tungelroy), schouw: sjoew (Tungelroy), schuchter: sjugter (Tungelroy) bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] III-1-4
schudden van vruchten schuddelen: WLD  sjödde(le) (Tungelroy), schudden: WLD  sjödde (Tungelroy) Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)] I-7
schuier klederborstel: kleͅi̯ərboͅrstəl (Tungelroy) stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)] III-2-1