| 21352 |
spreken, praten |
kallen:
kalle (L318b Tungelroy),
spreken:
sprèke (L318b Tungelroy)
|
praten [DC 02 (1932)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
| 24994 |
sprenkelen |
sprinkelen:
spreenkele (L318b Tungelroy),
sprinkele (L318b Tungelroy)
|
druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 23602 |
sprenkelen met de wijwaterkwast |
zengelen:
de duuvel oet de bore jage
zengele (L318b Tungelroy)
|
Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 34409 |
springlap |
bokkenlap:
bokǝlap (L318b Tungelroy)
|
Lap of stuk zakkenstof onder de buik van een mannelijk schaap gebonden. Hierdoor verhindert men dat de bok kan dekken. [N 19, P 188 add.; monogr.]
I-12
|
| 24609 |
springzaad |
balsemien:
balsemien (L318b Tungelroy),
-
balsemien (L318b Tungelroy)
|
balsemien [DC 60a (1985)] || Balsemien (impatiëns balsemina). De bovenste bladeren niet in kransen om de stengel. De stengel groeit rechtopstaand, meestal weinig vertakt en ongeveer 1/2 m hoog of lager. De bloemen zijn rood, wit of gevlekt, haast altijd …gevuld", alleenstaand of in g [N 92 (1982)]
III-4-3
|
| 24382 |
sprinkhaan |
grasspringer:
graâsspringer (L318b Tungelroy),
sprinkhaan:
sprinkhaan (L318b Tungelroy)
|
sprinkhaan [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
| 17591 |
sproeten |
sproeten:
sproete (L318b Tungelroy),
sprōēte (L318b Tungelroy),
spronselen:
sproonsel (L318b Tungelroy)
|
sproet || sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 17915 |
sprokkelen |
hout knippen:
kneppe (L318b Tungelroy),
#NAME?
(kneppe) (L318b Tungelroy)
|
Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 21545 |
sprookje |
vertelseltje:
vertélseke (L318b Tungelroy)
|
een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 21007 |
spruiten |
spruiten:
sprōēte (L318b Tungelroy),
spruitjes:
spruutjes (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|