26263 |
vangtouw |
praamtouw:
prāmtǫw (L318b Tungelroy)
|
Het touw aan de vangstok, waarmee men vanaf de grond of de stelling de vang kan bedienen. Zie ook afb. 51.9. [N O, 12q; N O, 12t; A 42A, 85; monogr.]
II-3
|
21064 |
vanille |
vanille:
veniel (L318b Tungelroy)
|
vanille
III-2-3
|
18808 |
vanzelfsprekend |
gewoon:
gewōēn (L318b Tungelroy),
vanzelfsprekend:
vanzelfspraekendj (L318b Tungelroy)
|
vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24518 |
varen (alg.) |
reinvaar:
reinvaar (L318b Tungelroy),
ook: boerenwormkruid
reinvaar (L318b Tungelroy),
reinvaart:
reinvaart (L318b Tungelroy),
-
reinvaart (L318b Tungelroy)
|
varen [DC 60a (1985)] || Varen, een exemplaar van de klasse van overblijvende sporendragende planten (varen, varink, portemonnaie, paddevaal, vaar, foezjéér, vlaander, hanekam) [N 92 (1982)]
III-4-3
|
22620 |
variant van krijgertje spelen: verlossertje |
sinte-baar lopen:
Er stond een gelijk aantal kinderen aan weerszijden van een krijtstreep met een apart hokje voor een aangetikt kind, dat moest dan weer worden verlost.
Sinte Bar laupe (L318b Tungelroy)
|
Een soort "verlossertje"spelen (met bal en vlaggetjes).
III-3-2
|
34297 |
varken |
kuus:
kus (L318b Tungelroy),
kys (L318b Tungelroy),
varken:
vɛrkǝ (L318b Tungelroy),
vɛ̄rkǝ (L318b Tungelroy)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34298 |
varken (bijzondere namen) |
kuus:
kus (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy
[(kinderlijk)]
),
kys (L318b Tungelroy)
|
In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
scheut:
šø̄t (L318b Tungelroy),
scheuteling:
šø̄tǝleŋ (L318b Tungelroy)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
masten:
mastǝ (L318b Tungelroy)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
25359 |
varkensfeest |
soepdag:
sopdāx (L318b Tungelroy),
varkensfeest:
vɛrkǝsfīst (L318b Tungelroy)
|
Een feestje dat de eigenaar van het geslachte varken aan buren en/of vrienden geeft nadat het varken verwerkt is. Het werd wel eens een smulpartij die men begon met bloedworstsoep. Ook de kaantjes en de karbonade hoorden er soms bij. [N 28, 4; N 28, add.; monogr.]
II-1
|