e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
visaas sprok: sprok (Tungelroy), WLD  sprok (Tungelroy) wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vishengel garde: gaert (Tungelroy), visgaard: vèsgaerd (Tungelroy), visgarde: veͅsgɛ̄rt (Tungelroy), vèsgaerd (Tungelroy, ... ), vislijn: veͅslīn (Tungelroy) hengel || Hengel. || Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] III-3-2, III-4-2
vissen vissen: vèsse (Tungelroy, ... ) Vissen. III-3-2
vissen, ww. vissen: vèsse (Tungelroy) vissen (ww) III-4-2
vissnoer lijn: lien (Tungelroy), reep: rèèp (Tungelroy), snoer: snoor (Tungelroy), viem: vīm (Tungelroy), vislijn: vèslien (Tungelroy) Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)] || Vislijn met veel haakjes, werd op bodem van beek gelegd om paling te vangen. || Vislijn. III-3-2
visvangst vangst: vangst (Tungelroy) Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)] III-3-2
vitsen tuinen: tȳnǝ (Tungelroy) Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.] II-9
vlaai vlaai: vlaai (Tungelroy), vlaaj (Tungelroy), Syst. WBD  vlaaj (Tungelroy) (limburgse) vlaai (brooddeeg met gist, ei, boter, melk en een weinig suiker bereid, en voorzien van vulling) || Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met deegdeksel vlaai met deksel: vlaai mét déksel (Tungelroy) Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met reepjes deeg vlaai met leiders: Syst. WBD  vlaaj met leiers (Tungelroy), vlaai met leidertjes: vlaai mét leierkes (Tungelroy) Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)] III-2-3