e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wielband reep: re̜jp (Tungelroy) De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.] II-11
wielerwedstrijd fietsrennen: fietsrenne (Tungelroy) Snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker]. [N 88 (1982)] III-3-2
wielewaal gele wielewauw: gaele wielewauw (Tungelroy), gèle wielwouw (Tungelroy), géle wielewouw (Tungelroy), wielewauw: wielewouw (Tungelroy) Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)] || wielewaal || wielewaal (24 schuwe zomervogel in boomkruinen; man prachtig geelzwart, prachtig gevlochten nest; opvallende roep [duu-de-luo] [N 09 (1961)] III-4-1
wielsteunen steunen: stø̄nǝ (Tungelroy) De latten, balkjes of ijzers die het spoorwiel van de rosmolen ondersteunen. [N D, 29] II-3
wierook wierook: wierauk (Tungelroy) Wierook [wierek, wierooch?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wierookkorrels wierookkorrels: wieroukörrels (Tungelroy) Wierookkorrels. [N 96B (1989)] III-3-3
wierookvat wierooksvat: wiereksvaat (Tungelroy) Het wierookvat [wiereksvat, wieresvaas?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wig wig: wex (Tungelroy) Houten wig die soms achter de touwen wordt gedreven om de verbinding te verstevigen. Zie ook afb. 19. [N 32, 5d; monogr.] II-9
wigvormig sluithout deurspie: dø̄rspi (Tungelroy), spie: spīi̯ (Tungelroy) Een wigvormig stuk hout dat men door een metalen ring op de deurstijl steekt en dat aldus de deur tegen de deurstijl sluit. [N 4A, 46] I-6
wijdbeens lopen de boks vol hebben: de bóks vòl hébbe (Tungelroy) lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)] III-1-2