e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte donderdag witte donderdag: witte doonderdig (Tungelroy) De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
witte kaas, wrongel botermelkskaas: botermelkskies (Tungelroy), fluiterd: fluitert (Tungelroy), Syst. WBD  fluitert (Tungelroy), fluiterskaas: fluiterskīēs (Tungelroy), fluitkaas: fluitkiees (Tungelroy), fluitkies (Tungelroy), fluitkīēs (Tungelroy), Syst. WBDfluitkees  fluitkies (Tungelroy) hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen brabantse muts: informant: term is van elders  broabentjse mötse (Tungelroy) muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte klaver, steenklaver steenklee: stęi̯n[klee] (Tungelroy), witte klee: wetǝ [klee] (Tungelroy) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool kabots: de struik, ook vrouwenmuts  kaabòts (Tungelroy), kappes: kappes (Tungelroy, ... ), wit moes: wit moos (Tungelroy, ... ), witmoos (Tungelroy), witmoes: witmoos (Tungelroy), witte kool: witə ky(3)̄l (Tungelroy) witte kool || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7, III-2-3
witte krodde taskruid: taskroed (Tungelroy), witkrot: -  witkrot (Tungelroy, ... ) witte krodde (Thiaspi arvense L.) [DC 60a (1985)] || Witte krodde (thlaspi arvense 15 tot 40 cm groot. De plant is geelgroen en kaal. De stengels groeien rechtop en zijn al of niet vertakt; de wortelbladen zijn langwerpig, tevens gesteeld; de stengelbladen zijn pijlvormig en stengelomvattend, ze zijn lang [N 92 (1982)] III-4-3
witte kwikstaart kwikstaart: kwikstert (Tungelroy), witte kwikstaart: witte kwikstert (Tungelroy) kwikstaart || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] III-4-1
witte muts met een strik onder de kin kornetje (<fr.): kurnétje (Tungelroy) mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met sierkrans en afhangende linten poffer: pòffer (Tungelroy) [vrouwenmuts met linten], poffer III-1-3
witte vlekken wild haar: weltj hǭr (Tungelroy) Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s] I-9