|  23339  | 
                zonde | 
                
            
            
              zonde:
            
            zunj (L318b Tungelroy)
            
                 | 
                
                  
                  Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)]
                  
                  III-3-3
                 | 
              
            
          
            
              
                |  18890  | 
                zonder opzet | 
                
            
            
              buiten beschouwing:
            
            boete besjouwing (L318b Tungelroy)
            
                 | 
                
                  
                  zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)]
                  
                  III-1-4
                 | 
              
            
          
            
              
                |  32762  | 
                zonder voor spitten | 
                
            
            
              vlikken:
            
            flekǝ (L318b Tungelroy)
            
                 | 
                
                  
                  Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.]
                  
                  I-1
                 | 
              
            
          
            
              
                |  20066  | 
                zonnebloem | 
                
            
            
              zonnekeern:
            
            zonnekére (L318b Tungelroy), 
            
          
            
            
            - 
              
                zônnekéér (L318b Tungelroy), 
            
          
            
            
            mv. 
              
                zònnekaere (L318b Tungelroy)
            
                 | 
                
                  
                  Zonnebloem (heleanthus annuus) (kleine zonnebloem, zonneroos, zonnester, zonnebloem, zonnewende, helenium). [DC 60a (1985)],  [N 92 (1982)]
                  
                  III-2-1
                 | 
              
            
          
            
              
                |  24756  | 
                zonnedauw | 
                
            
            
              zonnedauw:
            
            - 
              
                zònnedauw (L318b Tungelroy)
            
                 | 
                
                  
                  ronde zonnedauw [DC 60a (1985)]
                  
                  III-4-3
                 | 
              
            
          
            
              
                |  25197  | 
                zonnestralen | 
                
            
            
              stralen:
            
            (straaldje-gestraaldj). 
              
                straale (L318b Tungelroy)
            
                 | 
                
                  
                  stralen (zon, maan, sterren)
                  
                  III-4-4
                 | 
              
            
          
            
              
                |  25213  | 
                zonx | 
                
            
            
              zon:
            
            (zönke (zönke)-zonne). Vb. de zon trèktj waater aan (lett. de zon trekt water aan, wordt gezegd als er zonneharpen te zien zijn). 
              
                zon (L318b Tungelroy)
            
                 | 
                
                  
                  zon
                  
                  III-4-4
                 | 
              
            
          
            
              
                |  18342  | 
                zool van een schoen | 
                
            
            
              zool:
            
            zool (L318b Tungelroy), 
            
          
            
            
            zòòl (L318b Tungelroy)
            
                 | 
                
                  
                  zool van een schoen [N 24 (1964)]
                  
                  III-1-3
                 | 
              
            
          
            
              
                |  32455  | 
                zoolbeslag | 
                
            
            
              zool:
            
            zōl (L318b Tungelroy)
            
                 | 
                
                  
                  Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.]
                  
                  II-12
                 | 
              
            
          
            
              
                |  28991  | 
                zoom | 
                
            
            
              zoom:
            
            zǫw.m (L318b Tungelroy)
            
                 | 
                
                  
                  De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
                  
                  II-7
                 |